Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Logicx Berging BV
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 20 december 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU8927

werknemer/Logicx Berging BV

Bergingswerknemer heeft geen recht op loon tijdens beschikbaarheidsdiensten waarbij het voertuig mee naar huis wordt genomen. Dergelijke voertuigen kwalificeren niet als mobiele werkplek in de zin van de richtlijn. Jaeger-arrest

Werknemer is op 22 augustus 2005 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Takel- en Bergingsbedrijf Y B.V. (hierna: Y) in de functie van chauffeur/berger op basis van een 40-urige werkweek met als werkuren 8.00 tot 17.00 uur. In 2006 is werknemer van rechtswege in dienst getreden van Logicx (ex artikel 7:663 BW). In 2007 voert Logicx een nieuw dienstrooster in conform de toepasselijke cao. Werknemer heeft eind 2008 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en vordert thans aanmerkelijke bedragen aan achterstallig loon. Daartoe stelt werknemer dat hij regelmatig avond- en nachtdiensten draaide waarbij hij zich gedurende deze periode beschikbaar moest houden voor werk (binnen 20 minuten na een melding ter plekke zijn). Deze uren moeten volgens werknemer als volle diensturen tegen het 'gebruikelijke loon' worden beloond en niet enkel voor de feitelijke uren die hij heeft gemaakt. Volgens werknemer moet zijn dienstauto als 'werkplek' en dus als 'werktijd' worden aangemerkt.

Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft gesteld dat hij in de relevante periode een mobiele werknemer is geweest in de zin van artikel 3d van de Richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer verrichten. Genoemde richtlijn is ingevolge haar artikel 2 lid 1 evenwel uitsluitend van toepassing op mobiele werknemers die vallen onder – kort gezegd – Verordening (EEG) nr. 3280/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (Vo. 3280/85) dan wel de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen in het internationale vervoer over de weg (AETR-overeenkomst). Artikel 4 lid 7 Vo. 3280/85 bepaalt dat de verordening niet geldt voor 'voertuigen die gebruikt worden in noodsituaties of voor reddingsoperaties', terwijl lid 10 hetzelfde bepaalt voor 'voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor reparaties en wegslepen'. Artikel 2 AETR bepaalt dat de overeenkomst niet van toepassing is op internationaal vervoer van goederen over de weg verricht met 'voertuigen die gebruikt worden in noodsituaties of voor reddingsoperaties' (lid 2 sub b onder 7) en voor 'voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor de hulpverlening aan motorrijtuigen' (lid 2 sub b onder 10). Gezien de door werknemer verrichte werkzaamheden viel hij in de relevante periode niet onder Richtlijn 2002/15/EG doch – mede gezien artikel 2 lid 2 Richtlijn 2002/15/EG – uitsluitend onder de (algemene) Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (vervanger van Richtlijn 93/104/EG als gewijzigd middels Richtlijn 2000/34/EG). Zo er al vanuit zou dienen te worden gegaan dat in de onderhavige zaak de Europese Richtlijn 2002/15/EG en het Arbeidstijdenbesluit vervoer van toepassing zouden zijn en werknemer als mobiele werknemer zou dienen te worden beschouwd – artikel 2.3.2 van genoemd besluit sluit het voor wegvervoer relevante hoofdstuk uit voor voertuigen als bedoeld in artikel 4 lid 7 en 10 Vo. 3280/85 –, dan nog kan naar het oordeel van het hof het betoog van werknemer, dat zijn diensturen steeds als arbeidstijd dienen te worden aangemerkt, niet worden gevolgd. Reeds uit de eigen stellingen van werknemer blijkt dat het niet noodzakelijk was dat hij tijdens zijn diensten in of rondom de bergingsauto diende te verblijven. Uit onder meer het Jaeger-arrest (HvJ 9 september 2003, LJN BU0250) en de Vorel-beschikking volgt dat zelfs in de situatie dat diensten (op de werkplek) volledig als arbeidstijd moeten worden aangemerkt, de perioden van daadwerkelijke arbeidsprestaties en perioden waarin geen arbeid wordt verricht, verschillend mogen worden beloond. Zulks geldt ook voor onderhavige situatie. Dat de differentiatie in beloning moet zijn gebaseerd op een heldere en objectieve maatstaf valt – anders dan in de literatuur wel gesteld – in voormelde uitspraken niet te lezen. Naar het oordeel van het hof stond het Logicx, gelet op bovenstaande, vrij actieve en inactieve diensturen gedifferentieerd te belonen.

Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.