Naar boven ↑

Rechtspraak

Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Zuid-Limburg/Ondernemingsraad Brandweer Zuid-Limburg, Abvakabo FNV c.s.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31 januari 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2621

Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Zuid-Limburg/Ondernemingsraad Brandweer Zuid-Limburg, Abvakabo FNV c.s.

Medezeggenschap. Implementatie van het nieuwe dienstrooster en de daarmee gepaard gaande verandering van de invulling van werkzaamheden moet worden aangemerkt als een verandering in primaire arbeidsvoorwaarden

Op 12 mei 2010 heeft BZL haar OR op de voet van artikel 27 lid 2 WOR in verbinding met artikel 27 lid 1 aanhef en onder b van die wet voorgesteld om in te stemmen met een voorgenomen besluit tot wijziging van het dienstrooster binnen de Brandweer Limburg-Zuid. BZL gaf tegelijk uitdrukking aan de wens om daarover uiterlijk in week 21 een besluit te nemen. In de beschrijving van het besluitvoornemen is geschetst in welke verhouding dit voornemen staat tot kwesties die sedert begin 2007 aan de orde zijn in het landelijk en lokaal georganiseerde overleg met vakbonden over arbeidsvoorwaarden (respectievelijk het LOGA en het GO) naar aanleiding van het terugbrengen van de maximale arbeidsduur van 54 uur per week naar 48 uur. Die reductie was een uitvloeisel van Richtlijn 2003/88/EG over organisatie van de arbeidstijd, de uitleg die het Hof van Justitie EG/EU aan arbeidstijd in aanwezigheidsdienst is gaan geven en een daarmee verband houdende wijziging van het Nederlandse Arbeidstijdenbesluit. De OR stelt zich op het standpunt dat – mede op grond van artikel 27 lid 3 WOR – eerst het overleg met de vakbonden moet worden afgewacht. De door de ondernemer voorgestelde ‘urenweging’ kan volgens de OR immers niet los worden gezien van de ‘daadwerkelijke invulling van het rooster’. Op 27 augustus 2010 heeft de Bedrijfscommissie Overheid partijen geadviseerd. Volgens de Bedrijfscommissie dient de OR het voorgenomen besluit inzake het dienstenrooster in behandeling te nemen. De OR heeft geen gevolg gegeven aan dit advies. BZL heeft vervolgens de kantonrechter vervangende toestemming ex artikel 27 lid 4 WOR verzocht. De vakbonden Abvakabo FNV en CNV PZ hebben zich als belanghebbenden in deze procedure opgeworpen. De kantonrechter heeft het verzoek vervolgens afgewezen. De kern van het onderhavige geschil tussen partijen is de vraag of implementatie van het nieuwe dienstrooster en de daarmee gepaard gaande verandering van de invulling van werkzaamheden aangemerkt moet worden als een verandering in primaire arbeidsvoorwaarden. BZL stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is, omdat loon, arbeidsduur en gemiddeld loon per uur gelijk blijven. Slechts de werkwijze zal veranderen, om de verrichte werkzaamheden van de werknemers weer in overeenstemming te brengen met het loon dat wordt uitbetaald, aldus BZL. OR BZL en de vakbonden hebben deze stellingen gemotiveerd betwist.

Het hof oordeelt als volgt. Het is blijkens de parlementaire geschiedenis van de WOR niet de bedoeling van de wetgever geweest aan de ondernemingsraad een instemmingsrecht te geven met betrekking tot de vaststelling of wijziging van primaire arbeidsvoorwaarden. De regeling van de arbeidsduur, dat wil zeggen het aantal uren op jaarbasis gedurende welke werknemers arbeid dienen te verrichten, moet worden gerekend tot de primaire arbeidsvoorwaarden (HR 11 februari 2000, LJN AA4770, NJ 2000, 247). Naar het oordeel van het hof treedt BZL met de voorgenomen roosterwijziging in casu in de primaire arbeidsvoorwaarden van werknemers. Vast is komen te staan dat de voorgenomen roosterwijziging (mede) tot gevolg zal hebben dat de werknemers bij een gelijkblijvende bezoldiging meer actieve uren gaan maken dan thans het geval is. Daarmee raakt dit de regeling van de arbeidsduur en dus van de primaire arbeidsvoorwaarden. Dat BZL hierbij wellicht gerechtvaardigde belangen kan hebben, zoals harmonisatie van het beloningsbeleid binnen de organisatie, het verbeteren van de geoefendheid van haar werknemers of het in overeenstemming brengen van de verrichte werkzaamheden met de bezoldiging, leidt niet tot een ander oordeel. BZL zal eerst overeenstemming moeten bereiken in het GO alvorens zij kan overgaan tot de beoogde invoering van een dienstrooster waarin wijziging wordt aangebracht in de verhouding tussen wacht-, slaap- en werkuren. Naar het oordeel van het hof heeft OR BZL niet op onredelijke gronden haar instemming onthouden, maar heeft hij zich terecht op het standpunt gesteld dat eerst overeenstemming met de vakorganisaties moet worden bereikt. De grieven falen derhalve. Het voorgaande brengt mee dat de vakbonden zich terecht op het standpunt stellen dat zij in deze procedure als belanghebbenden in de zin van artikel 282 Rv dienen te worden beschouwd.