Naar boven ↑

Rechtspraak

Reschlo Maastricht B.V./werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17 april 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW3205

Reschlo Maastricht B.V./werknemer

Werkgever aansprakelijk voor schade ten gevolge van een vallende zak ‘vulringen’. Uit het feit dat kort na het ongeval een platform is aangebracht waarmee bescherming werd geboden aan vallende lasten, volgt dat de werkgever zijn zorgplicht niet is nagekomen. Schending artikel 3.17 Arbeidsomstandighedenbesluit

Werknemer (52 jaar) was op 24 september 2005 in dienst van Liftoff B.V. (een detacheringsbureau). Tussen Liftoff B.V. en Reschlo is een overeenkomst gesloten, waarbij Liftoff B.V. een aantal van haar werknemers ter beschikking heeft gesteld van Reschlo ten behoeve van werkzaamheden die Reschlo in onderaanneming van WWV Wärmeverwertung GmbH & Co KC gevestigd in Duitsland zou gaan verrichten bij Noretyl AS, Rafnes in Noorwegen. De door werknemer te verrichten werkzaamheden bestonden er onder meer uit dat in mengtorens aanwezige vulringen verwijderd dienden te worden met gebruikmaking van een door mankracht bediende hijsinstallatie en grote zakken (zogenaamde big bags). Op 24 september 2005 omstreeks 16.30 uur, is bij het hijsen een gevulde zak tegen een zich aan de binnenzijde van de toren bevindende trapladder dan wel een ‘stud for beams’ aangekomen. Hierdoor werd de hijsmanoeuvre onderbroken. Vervolgens heeft de hijser het hijstouw enigszins laten vieren om daarna met een forse ruk (kennelijk met de bedoeling het belemmerende obstakel met enige kracht te passeren) de zak verder omhoog te hijsen. Daarbij is de zak losgeraakt van het hijstouw en naar beneden gevallen. Alle drie zich op de bodem van de mengtoren bevindende personen hebben getracht de vallende zak, die tegen de trapladder stuiterde, te ontwijken, maar uiteindelijk is werknemer, die geen helm droeg, op hoofd en schouders geraakt door de vallende zak. Werknemer is naar het ziekenhuis vervoerd waar een breuk in de nek (ter hoogte van wervel C7) werd vastgesteld. Werknemer is op 1 oktober 2005 uit het ziekenhuis ontslagen en naar Nederland afgereisd. Daar heeft hij zich verder onder behandeling gesteld. Werknemer ervaart nog steeds klachten. Werknemer heeft Reschlo aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van dit ongeval geleden en nog te lijden schade. Hij heeft een verklaring voor recht gevorderd dat Reschlo jegens hem aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade. Reschlo heeft erkend dat zij in dit geval als de materiële werkgever in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW is te beschouwen. Zij betwist echter dat zij haar zorgverplichting als werkgever niet is nagekomen.

Het hof oordeelt als volgt. Vastgesteld kan worden dat door werknemer ten tijde van het ongeval werd gewerkt in een beperkte ruimte, die werd omsloten door de wanden van de mengtoren. Bij deze werkzaamheden werd gebruik gemaakt van een met mankracht bediend hijstoestel, waarbij lasten van enig gewicht (variërend tussen de 10 en 20 kg) over een afstand van ongeveer 20 meter omhoog werden gehesen. Werknemer en zijn collega’s bevonden zich onder het hijstoestel. Voor wat betreft de arbeidsplaats heeft ingevolge artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit in de versie zoals die ten tijde van het ongeval gold (Stb. 1997, 60) te gelden dat het gevaar te worden getroffen of geraakt door vrijkomende voorwerpen dient te worden voorkomen en indien dat niet mogelijk is zo veel mogelijk wordt beperkt. Daarbij wordt verwezen naar artikel 3.16 toen lid 3 thans lid 4 Arbeidsomstandighedenwet in de versie zoals die ten tijde van het ongeval gold waarin sprake is van (onder meer) het aanbrengen van vangnetten. Ten slotte kan worden gewezen op artikel 7.18 Arbeidsomstandighedenwet in de versie die ten tijde van het ongeval gold (Stb. 1998, 589) dat gericht is op hijs- en hefwerktuigen. Daarin is opgenomen dat hijs- en hefwerktuigen zodanig worden opgesteld dat het gevaar beperkt wordt dat de lasten de werknemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze uit hun baan of in een vrije val raken of losraken (toen lid 5 thans lid 6), terwijl doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat werknemers zich niet ophouden onder hangende lasten (lid 7). Voorts dienen hangende lasten niet te worden verplaatst boven niet beschermde werkplekken waar zich in de regel werknemers bevinden (toen lid 7 thans lid 8) en ten slotte dat, indien bij toepassing van de voorgaande leden 6 en 7 het goede verloop van de werkzaamheden niet kan worden gegarandeerd, passende procedures dienen worden vastgesteld en toegepast om de veiligheid van de betrokken werknemers te waarborgen. Het hof stelt verder vast dat uit de stellingen van Reschlo noch uit de verder overgelegde stukken blijkt dat Reschlo ook maar enige maatregel heeft genomen als hiervoor bedoeld. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat het hijsmateriaal waarmee werd gewerkt alleszins deugdelijk was en dat de werknemers heldere instructies hadden in verband met de wijze waarop (telkens) een vracht omhoog diende te worden gehesen, dan nog geldt dat de op de bodem van de mengtoren aanwezige werknemers (waaronder werknemer) op geen enkele wijze tegen enig valgevaar van voorwerpen werden beschermd. Het enkel verschaffen van een helm moet daartoe onvoldoende worden geacht. Dat klemt temeer nu de ruimte waarin werd gewerkt beperkt in omvang was en er door de aard ervan zelfs geen mogelijkheid bestond om tijdens het hijsen van de last onder die last vandaan te treden/te blijven en zich elders op te houden. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat Reschlo haar zorgverplichting jegens werknemer in voldoende mate is nagekomen. Dat Reschlo wel degelijk in staat was nadere de veiligheid dienende maatregelen te treffen of te bevorderen dat dergelijke maatregelen werden getroffen blijkt reeds uit de omstandigheid dat kort na het ongeval een platform is aangebracht onder het mangat in de mengtoren – op 2 tot 2,5 meter hoogte boven de mensen onder in de mengtoren – teneinde zo veel mogelijk te voorkomen dat vallende voorwerpen de in de mengtoren aanwezige personen zullen raken. De stelling dat werknemer opzet of bewuste roekeloosheid valt te verwijten omdat hij een harde ruk aan het touw heeft gegeven, faalt.