Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 10 juli 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BX2113
Logicx Berging B.V./werknemer
Logicx en werknemer twisten over de beloningsregeling zoals die op werknemer van toepassing is geweest. Volgens werknemer is deze in strijd met de avv-cao en vordert hij 289 onbetaalde uren. Volgens Logicx is geen sprake van strijdigheid met de avv-cao.
Het hof oordeelt als volgt. Voorop staat dat de standaard-cao in de artikelen 12 tot en met 69 de beloningsvarianten regelt. De beschikbaarheidvergoeding zoals geregeld in artikel 42 cao is uitdrukkelijk niet van toepassing nu werknemer zich tijdens de diensten in de bedrijfsruimte bevond (artikel 42 sub b cao). Geconcludeerd moet worden dat de door Logicx voorgestane beloningsregeling niet aansluit op een van de in de cao vermelde beloningsvarianten. Nu sprake is van een standaard-cao is het uitgangspunt dat niet van het in de cao opgenomen beloningssysteem kan worden afgeweken, tenzij sprake is van een normerings- of dispensatieregeling als in de cao geregeld, hetgeen wat betreft de afwijkende beloning van de tijdens de diensten gewerkte uren niet het geval is. De door Logicx voorgestane beloningsregeling is derhalve op grond van artikel 3 Wet AVV nietig. Werknemer heeft recht op loon conform de cao. Ingevolge de jurisprudentie van het HvJ EU (voorheen EG) van 1 december 2005, C-14/04 (Dellas), LJN AU7445 en HvJ EU 11 januari 2007, C-437/05 (Vorel), LJN BC8784 betreffende Richtlijn 93/104/EG van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd gelden (wacht)diensten als volledige arbeidstijd. In de Vorel-beschikking heeft het HvJ EU, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, voorts geoordeeld dat een werknemer voor diensten op de werkplek waarbij de perioden van daadwerkelijke arbeidsprestaties en perioden waarin geen arbeid wordt verricht elkaar afwisselen, verschillend mag worden beloond, ‘voor zover een dergelijke regeling integraal het nuttig effect waarborgt van de rechten die door die richtlijnen aan de werknemers zijn verleend om hun gezondheid en veiligheid doeltreffend te beschermen’ (r.o. 36). Dat deze differentiatie in beloning moet zijn gebaseerd op een heldere en objectieve maatstaf valt evenwel in voormeld arrest, noch in enig ander arrest van het HvJ EU, noch in enige richtlijn te lezen. Genoemde uitspraken van het HvJ EU laten voorts onverlet dat vervolgens alleen rechtsgeldig gedifferentieerd kan worden binnen de nationaal geldende wettelijke en – zoals in casu – binnen de geldende cao-kaders. De Richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003, die in werking is getreden op 2 augustus 2004 en die in de plaats is getreden van de Richtlijn 93/104/EG van 23 november 1993, beperkt zich verder tot bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in verband met de veiligheid en gezondheid van werknemers en geeft geen maatstaven voor de beloning van werknemers. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de werknemer voor de door hem tijdens de diensten gemaakte uren, ongeacht of hij steeds daadwerkelijk de bedongen werkzaamheden heeft verricht, niet anders beloond dient te worden dan voor de uren die hij regulier heeft gewerkt, eventueel te vermeerderen met de nacht-, zaterdag- of zondagtoeslagen conform de cao. Een ander beloningssysteem voor de diensten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen actieve en inactieve uren – zoals door Logicx bepleit –, zou slechts mogelijk zijn indien deze in de (standaard-)cao wordt opgenomen.