Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Installatie Services X B.V.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25 september 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BX8504

werknemer/Installatie Services X B.V.

Werkgever niet aansprakelijk voor val van trap bij bevestiging kniekoppeling op 3,35 meter hoogte. Vanwege lengte werknemer is artikel 3,16 Arbobesluit niet van toepassing (extra maatregelen bij valrisico van 2,50 meter). Voorts is bedrijf VCA-gecertificeerd en heeft werknemer ervaring

Werknemer is op 6 september 2006 tijdens de werkzaamheden voor Installatiebedrijf X een ongeval overkomen. Nadat werknemer eerder die dag samen met een collega op een rolsteiger een brandslang heeft gemonteerd op 3,35 meter hoogte, heeft hij vervolgens alleen en met gebruikmaking van een aluminium trap de kniekoppeling aangebracht. Werknemer is gevallen en met ernstig hoofdletsel naar het ziekenhuis afgevoerd. Thans is werknemer 80-100% arbeidsongeschikt in het kader van de WIA bevonden. Werknemer stelt Installatiebedrijf X aansprakelijk voor de schade, stellende dat zij hem geen deugdelijke arbeidsmiddelen ter beschikking heeft gesteld (schending zorgplicht).

Het hof oordeelt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of het Installatiebedrijf X aan de uit artikel 7:658 lid 1 BW voortvloeiende zorgverplichting heeft voldaan geldt dat de omvang van deze zorgplicht in de eerste plaats wordt bepaald door hetgeen door regelgeving op het terrein van de arbeidsomstandigheden van de werkgever wordt gevergd (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling). De Arbowet verplicht tot een goed arbeidsomstandighedenbeleid mede gericht op het voorkomen en het beperken van arbeidsbelasting. Artikel 3.16 lid 1 Arbobesluit bepaalt dat bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat zo mogelijk een veilige steiger, stelling, of iets dergelijks moet zijn aangebracht. In lid 2 van voormeld artikel is bepaald dat in ieder geval valgevaar bestaat bij aanwezigheid van risicovolle omstandigheden, of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen. Artikel 3.16 lid 3 Arbobesluit bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is bij arbeid onder omstandigheden waarin het gebruik van ladders en trappen is toegestaan als bedoeld in artikel 7.23 lid 2 Arbobesluit. Artikel 7.23 lid 2 bepaalt dat – met inachtneming van artikel 7.23 lid 1 – het gebruik van ladders en trappen als arbeidsplaatsen op hoogte wordt beperkt tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is in verband met het geringe risico en (a) vanwege de korte gebruiksduur, of (b) de bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen. Voorts bepaalt de Arbowet (artikel 8 lid 4) dat de werkgever de plicht heeft toe te zien op naleving van de gegeven instructies en voorschriften ten aanzien van de aan het werk verbonden risico’s. De werkgever (Installatiebedrijf X ) moet zich ervan vergewissen dat de instructies door de werknemer worden nageleefd. Ook dient Installatiebedrijf X als werkgever in beginsel zorg te dragen voor het schriftelijk vastleggen van de risico’s van de arbeid en daaromtrent een risico- en inventarisatierapport op te maken (artikel 5 lid 1 Arbowet). Het hangt evenwel van de omstandigheden af of vooraf een inventarisatie van de aan de werkzaamheden verbonden risico’s moet worden opgemaakt. Het hof is voorshands, behoudens tegenbewijs, op grond van het navolgende van oordeel dat Installatiebedrijf X voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Installatiebedrijf X heeft regelmatig, ook in aanwezigheid van werknemer, algemene veiligheidsinstructies gegeven tijdens de zogenoemde toolbox-meetings, waarbij ook specifiek het gebruik van klimmaterialen aan de orde is geweest. Voorts is in dezen omtrent (de noodzaak van) het voorafgaand opmaken door Installatiebedrijf X van een risico- en inventarisatierapport niets gesteld of gebleken. Installatiebedrijf X heeft voorts voldoende aangetoond dat de op 6 september 2006 te verrichten installatiewerkzaamheden waar het hier om gaat betrekkelijk eenvoudig van aard waren en de veiligheidsrisico's beperkt. Uitgaand van het feit dat de toedracht van het ongeval niet concreet kan worden vastgesteld en het risico daarvan bij Installatiebedrijf X ligt, neemt het hof tot uitgangspunt dat de werkzaamheden door Installatiebedrijf X zijn verricht op een hoogte van ongeveer 3,35 meter, omdat op die hoogte de kniekoppeling aangebracht diende te worden. Gezien de gestelde lengte van werknemer is voldoende aannemelijk dat hij met zijn voeten lager dan op 2,50 meter heeft gestaan, zodat het bepaalde in artikel 3.16 lid 2 laatste onderdeel Arbobesluit niet opgaat. Voorts oordeelt het hof voorshands dat van werknemer als ervaren werknemer en in het bezit van een VCA-certificaat kon worden verwacht zelfstandig een inschatting te maken van de risico's die aan het werk verbonden waren. Gelet op de aard van de werkzaamheden en de zeer ruime ervaring van werknemer, behoefde Installatiebedrijf X werknemer, naar het voorlopig oordeel van het hof, niet (nader) expliciet te attenderen op de (in dit geval beperkte) veiligheidsrisico’s naast de gegeven algemene instructies. Evenmin kan van Installatiebedrijf X onder deze omstandigheden gevergd worden dat zij steeds ter plaatse toezicht hield. Werknemer wordt toegelaten tegenbewijs te leveren.