Rechtspraak
werknemer/Pala Group B.V.
Werknemer is op 20 september 2002 door de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) van Pala benoemd tot statutair directeur van Pala. Hij is op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst van 30 september 2002 per 1 november 2002 bij Pala in dienst getreden als (statutair) directeur. Laatstelijk verdiende werknemer € 11.833 bruto per maand. Vanaf 2008 heeft werknemer op basis van een participatieovereenkomst een groot deel van de aandelen en certificaten in Pala gekocht. Bepaald is dat bij een exit werknemer gehouden is de aandelen te verkopen en te leveren tegen een vooraf bepaald verkoopbedrag. Indien werknemer wordt ontslagen, dan dient hij zijn aandelen aan te bieden tegen de dan geldende waarde in het economische verkeer. Eind 2008 is tijdens een buitengewone AVA de arbeidsovereenkomst van werknemer opgezegd per 1 mei 2009. Volgens werknemer is dit ontslag kennelijk onredelijk.
Het hof oordeelt als volgt. De bijzondere positie van een bestuurder maakt niet dat het ontslag van een bestuurder eerder kennelijk onredelijk is, zoals door werknemer is gesteld. Het is wel een omstandigheid waarmee rekening gehouden moet worden. Gesproken zou kunnen worden van een bewust aangegaan afbreukrisico. Onder meer in ruil daarvoor ontvangt de bestuurder – zo ook werknemer – een relatief hoog salaris. Bovendien is met hem een lange opzegtermijn van vijf maanden overeengekomen. Doorslaggevend acht het hof dat Pala aan werknemer geen reële kans gedurende een zekere periode – door werknemer is beaamd dat dat minimaal drie maanden zou hebben moeten zijn zoals door de rechtbank overwogen – heeft geboden om zich te verbeteren dan wel om om te zien naar ander werk. Dit verwijt kan Pala gemaakt worden ondanks het feit dat het ontstane gebrek aan vertrouwen werknemer aangerekend moet worden. De opzegging is derhalve kennelijk onredelijk.
Wat de schadevergoeding betreft, stelt werknemer zich op het standpunt dat hij aanmerkelijk schade heeft geleden met de financiering van de participatieovereenkomst en meent dat Pala hem hiervoor had moeten waarschuwen. Het hof ziet evenwel geen onrechtmatig handelen van Pala in het aangaan met de overeenkomst. Werknemer had immers op grond van artikel 2:244 BW moeten beseffen dat hij te allen tijde kon worden ontslagen door Pala.