Rechtspraak
X Clothing B.V./werknemer
Werknemer is op 1 december 2003 bij (de rechtsvoorganger van) X Clothing voor bepaalde tijd in dienst getreden als vertegenwoordiger. X Clothing is een groothandel in kleding en handelt ook onder de naam Tramontana. De eerste arbeidsovereenkomst is mondeling verlengd tot 1 december 2004. Schriftelijke vastlegging hiervan heeft plaatsgevonden op 15 juni 2004 in een door beide partijen getekende schriftelijke overeenkomst. Deze overeenkomst is mondeling verlengd tot 1 juni 2005, waarbij schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden op 3 januari 2005 in een wederom door beide partijen getekende overeenkomst. Deze laatste overeenkomst is stilzwijgend verlengd en is overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. X Clothing heeft werknemer op 23 mei 2011 op staande voet ontslagen wegens kort gezegd onregelmatige transacties. De kantonrechter te Haarlem heeft vervolgens op verzoek van X Clothing de arbeidsovereenkomst voor zover vereist ontbonden per 1 december 2011. X Clothing heeft vervolgens naleving van het concurrentiebeding gevorderd, alsmede inzake in tal van bescheiden waaruit betrokkenheid bij concurrerende activiteiten zou blijken. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, stellende dat geen sprake was van een rechtsgeldig concurrentiebeding (want niet schriftelijk overeengekomen) en de overige vorderingen te vaag waren voor toewijzing.
Het hof oordeelt als volgt. Het concurrentiebeding is rechtsgeldig overeengekomen, omdat het laatste tijdelijke contract stilzwijgend is verlengd ex artikel 7:668 BW en geconverteerd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ex artikel 7:668a lid 1 BW. Het beroep van werknemer dat het beding zwaarder is gaan drukken, verwerpt het hof. De functiewijziging hield een verlichting van het functiepakket in (van buitendienst naar binnendienst), zodat moeilijk sprake kan zijn van een zwaarder drukken. Nu in de bodemprocedure geprocedeerd wordt over het ontslag op staande voet, acht het hof het niet wenselijk uitspraken te doen over de schadeplichtigheid (lid 4). Hoewel het beding als zodanig geldig wordt bevonden, acht het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat werknemer het beding ook daadwerkelijk heeft overtreden. Enige verifieerbare stukken heeft X Clothing niet overgelegd.
Werknemer heeft (ook) in hoger beroep schorsing van het concurrentiebeding gevorderd. Het rechtens te respecteren belang van X Clothing als ex-werkgever van werknemer is niet het tegengaan van concurrentie in het algemeen, maar het voorkomen dat werknemer met gebruikmaking van de kennis van de onderneming van X Clothing, welke kennis hij zonder de (vroegere) werkzaamheden voor die onderneming niet zou hebben, X Clothing rechtstreeks concurrentie zou kunnen aandoen en daarmee zichzelf of een derde (de nieuwe werkgever) een ongerechtvaardigde voorsprong in concurrerend handelen zou kunnen bezorgen. Het is voorshands aannemelijk te achten dat werknemer bij het einde van de dienstbetrekking bij X Clothing na een dienstverband van ruim zeven jaar gezien zijn functie als vertegenwoordiger de nodige kennis heeft opgedaan van commerciële gegevens van X Clothing, meer in het bijzonder wat betreft de klantcontacten. Dat X Clothing niet dadelijk na een ontslag wordt geconfronteerd met een ex-werknemer die met de kennis van deze gegevens de bestaande klantrelaties van X Clothing bewerkt, lijkt dan ook voorshands een alleszins te rechtvaardigen belang. Dat belang is echter in een vluchtige en aan mode onderhevige markt als – naar de ervaring leert – waarin X Clothing zich beweegt in tijd beperkt te noemen. Sedert het einde van de arbeidsverhouding tussen werknemer en X Clothing is inmiddels ruim anderhalf jaar verstreken. Die periode, waarbij X uit de markt is gebleven, moet naar het voorlopig oordeel van het hof ruimschoots voldoende zijn geweest voor X Clothing om enerzijds haar bedrijfsdebiet te beschermen terwijl anderzijds de waarde van de kennis van werknemer van bedrijfsgegevens van X Clothing als sterk verminderd kan worden aangemerkt. Dat brengt het hof ertoe te beslissen dat met ingang van de dag na deze uitspraak de werking van het beding zal worden geschorst.