Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Interwerk B.V.
Rechtbank Oost-Nederland, 27 maart 2013
ECLI:NL:RBONE:2013:CA0060

werkneemster/Interwerk B.V.

Voorstel tot verlaging loon met 10% is, ondanks moeilijke bedrijfseconomische omstandigheden, geen redelijk voorstel. Aanvaarding kan redelijkerwijs niet van werkneemster worden gevergd

Werkneemster is sinds 2006 in dienst van Interwerk (een advies- en detacheringsbureau gericht op ondersteuning van gemeenten op het terrein van werk, inkomen en zorg) als consultant. In 2011 heeft een reorganisatie plaatsgevonden. Om te voorkomen dat Interwerk failliet gaat, is tijdens een bijeenkomst op 11 oktober 2012 aan het personeel een loonoffer gevraagd van 10% van het brutoloon over de periode van 1 november 2012 tot 1 januari 2014. Werkneemster heeft aangegeven hiermee niet akkoord te gaan. Interwerk heeft met ingang van 1 november 2012 de loonbetaling aan werkneemster verminderd met 10%. Thans vordert werkneemster betaling van achterstallig loon.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu geen eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen, dient de vordering te worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:611 BW en de criteria uit het arrest Stoof/Mammoet (HR 11 juli 2008, AR 2008-0437). Er is sprake van gewijzigde omstandigheden waarin Interwerk als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van het voorstel tot verlaging van het loon van werkneemster met 10%. Interwerk heeft voldoende onderbouwd dat zij, vanaf de val van het kabinet in april 2012, momenteel in zwaar weer verkeert. Voorlopig oordelend is het voorstel echter niet redelijk. In zijn algemeenheid zullen moeilijke bedrijfseconomische omstandigheden vrijwel nooit een verplichting tot medewerking van de werknemer aan een loonsverlaging kunnen meebrengen. Het loon is immers gezien de aard van de overeenkomst de meest primaire prestatie van de werkgever, want die verplichting staat in de kern van de arbeidsovereenkomst rechtstreeks tegenover de plicht van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid. Het loon voor de meeste werknemers dient volledig voor de kosten van het levensonderhoud van de werknemer en eventueel de overige leden van het gezin waartoe hij/zij behoort. Werkneemster heeft op grond van het voorgaande een evident groot belang bij het ongewijzigd in stand blijven van het loon. Van werkneemster kon ook niet in redelijkheid worden gevergd dat zij het voorstel zou aanvaarden. Van belang daarbij is dat werkneemster het voorstel tot vrijwillige tijdelijke loonsverlaging in overweging heeft genomen en, na ingewonnen advies, haar afwijzing voldoende aan Interwerk heeft toegelicht. Dat 69% van de werknemers met het vrijwillig loonoffer heeft ingestemd, maakt dit niet anders. Ten overvloede wordt overwogen dat als wel een eenzijdig wijzigingsbeding zou zijn overeengekomen ook niet aan de maatstaf van artikel 7:613 BW wordt voldaan.