Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 augustus 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:6202

werknemer/werkgever

Arbeidsrechtelijke omkeringsregel bij CTE niet van toepassing indien grens van 5 OEL-jaren niet wordt gehaald. Werkgever heeft voldoende tegenbewijs geleverd

In het tussenarrest van 21 mei 2008 heeft het hof overwogen dat werknemer dient te stellen en te bewijzen dat hij tijdens zijn werkzaamheden door werkgever (in relevante mate) is blootgesteld aan neurotoxische stoffen en dat hij dient te stellen en zo nodig aannemelijk moet maken dat zijn gezondheidsklachten door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt. In dat tussenarrest heeft het hof ook overwogen dat het op basis van de gedingstukken, voorshands, behoudens door werkgever te leveren tegenbewijs, bewezen acht dat werknemer gedurende lange tijd is blootgesteld aan neurotoxische stoffen. Werkgever heeft zich beroepen op het deskundigenrapport van Jongeneelen en Terwoert (dat integraal is opgenomen in een arrest van dat hof van 18 september 2012 (ECLI:NL:GHLEE:2012:BX7965)), waarin zij onderzoek hebben gedaan naar de oorzaken van het ontstaan van OPS/CTE en zijn in dat verband ingegaan op de vraag of een minimale blootstellingsduur is vereist en wat de invloed is van piekblootstellingen. Uit het rapport van Jongeneelen en Terwoert volgt dat er nog weinig kennis is over de relatie tussen blootstelling en CTE, maar dat de meest gangbare veronderstelling is dat de gesommeerde blootstelling aan oplosmiddelen over alle dienstjaren gerelateerd is aan de ernst van de CTE-aandoeningen en dat cumulatieve blootstelling aan oplosmiddelen gedurende de loopbaan, die ook kan worden uitgedrukt in OEL-jaren, de beste schatter is voor de individuele dosis. Ook volgt uit hun rapport dat naar de huidige stand van de wetenschap geen eenduidige, absolute drempel in OEL-jaren kan worden aangegeven, maar dat in de landen van Europa een drempel van 5 tot 10 jaren (in Nederland 8 jaren) wordt aangehouden. Wanneer sprake is geweest van piekblootstellingen (en in mindere mate van huidopname) kan deze termijn korter zijn. Uit het rapport van Jongeneelen en Terwoert volgt dat op dit moment consensus bestaat over het hanteren van de maatstaf OEL-jaren en dat in vrijwel alle Europese landen een drempel van minimaal 5 OEL-jaren wordt gehanteerd. Wanneer uit het onderzoek van Van Rooij en Cornelissen naar de feitelijke blootstelling van werknemer volgt dat de drempel van 5 OEL-jaren niet is gehaald, heeft werknemer naar het oordeel van het hof voldoende twijfel gezaaid ten aanzien van de juistheid van de eerdere feitelijke vaststelling door het hof dat sprake is geweest van een relevante mate van blootstelling. Er staat dan immers vast dat wanneer de op dit moment meest gangbare blootstellingsnorm wordt toegepast op de situatie van werknemer, en daarbij in het voordeel van werknemer wordt uitgegaan van een drempel van 5 OEL-jaren (in plaats van 8 OEL-jaren), werknemer de drempel niet heeft gehaald. Die vaststelling rechtvaardigt, zeker in het licht van wat de Hoge Raad in zijn arrest van 7 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1721) heeft overwogen over de toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel, gerede twijfel over de aanwezigheid van een relevante blootstelling bij werknemer. Het is dan vervolgens aan werknemer om (nader) te stellen en te bewijzen dat, hoewel niet is voldaan aan de drempelwaarde van 5 OEL-jaren, zijn gezondheidsklachten toch zijn veroorzaakt door de blootstelling van gevaarlijke stoffen. Nu Van Rooij en Cornelissen uitkomen op een blootstelling van 2,3 OEL-jaren, en derhalve aanzienlijk minder dan 5 OEL-jaren, heeft werkgever met het rapport het door hem te leveren tegenbewijs geleverd. Het hof overweegt in dit verband dat zelfs wanneer, zoals Bunnik heeft aangevoerd, Van Rooij en Cornelissen geen rekening hebben gehouden met de blootstelling ten gevolge van het plamuren en het rapport van Van Rooij en Cornelissen daarmee wordt gecorrigeerd op basis van de stelling van Bunnik dat met het plamuren een blootstelling van 1,3 OEL-jaren is gemoeid, het aantal OEL-jaren ruimschoots minder dan 5 is. Nu werkgever in het door hem te leveren tegenbewijs is geslaagd, is daarmee gegeven dat werknemer, op wie de bewijslast rust van het causaal verband tussen de blootstelling en zijn gezondheidsklachten, het door hem te leveren bewijs niet heeft geleverd. Werknemer kan zich ook niet op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel beroepen, omdat niet vaststaat dat is voldaan aan de vereisten voor toepassing van die regel. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer het door hem te leveren bewijs ook niet met de rapporten van Bunnik (in combinatie met de in het arrest van 21 mei 2008 al besproken rapporten) geleverd. Deze rapporten zijn niet gebaseerd op een onderzoek naar de mate van blootstelling. Bunnik heeft de blootstelling van werknemer niet zelf onderzocht, maar heeft vooral kritiek geleverd op het door Van Rooij en Cornelissen verrichte onderzoek. Volgt afwijzing vordering werknemer.