Naar boven ↑

Rechtspraak

Vleescentrale X BV/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 november 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:5635

Vleescentrale X BV/werknemer

Werknemer heeft recht op toeslagen ondanks strijdigheid met de (algemeen verbindend verklaarde) cao op grond van artikel 6:2 BW

Jarenlang heeft werknemer naast zijn basissalaris een prestatietoeslag ontvangen, afhankelijk van het aantal voeten en bouten dat hij heeft uitgebeend. Deze toeslag besloeg gemiddeld 40% van zijn inkomen en werd doorgaans ‘zwart’ uitbetaald. Ook nadat het betalen van een dergelijk stukloon in 2001 bij cao is verboden, is de werkgever de prestatietoeslag blijven betalen. In 2009 is hij daarmee gestopt. Werknemer heeft daarop een loonvordering ingesteld en heeft in eerste aanleg gelijk gekregen. Op 8 januari 2013 heeft het hof tussenvonnis gewezen. Het hof overweegt daarin kort gezegd dat het betalen van stukloon in strijd is met de CAO voor de Vleessector, zodat de daaraan ten grondslag liggende (stilzwijgende) afspraak nietig is en werknemer geen recht had op de prestatietoeslag gedurende de perioden dat de CAO voor de Vleessector algemeen verbindend was verklaard, hetgeen vrijwel doorlopend het geval is geweest. Werknemer heeft vervolgens met een beroep op artikel 6:2 lid 2 BW bepleit dat een tussen partijen geldend wettelijk voorschrift buiten werking dient te blijven, indien toepassing van dit voorschrift tot naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen leidt. Volgens werknemer is dit het geval omdat hij zonder de prestatietoeslag zijn vaste lasten niet meer kon dragen.

Het hof oordeelt als volgt. Gezien de lange periode waarover de Vleescentrale jegens werknemer het systeem van stuksgerelateerde toeslagen heeft toegepast in weerwil van de ook bij de Vleescentrale bekende daarvan afwijkende regeling als neergelegd in de diverse cao’s na 2001, komt naar het oordeel van het hof de Vleescentrale een beroep op de nietigheid van die afspraak ingevolge artikel 12 van de Wet op de CAO niet toe. Een dergelijk beroep is onder de gegeven omstandigheden aan te merken als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De toeslag heeft immers voor werknemer jarenlang een substantiële bron van inkomsten gevormd en het ligt voor de hand aan te nemen dat hij daar zijn leven en het daarmee samenhangende uitgavenpatroon op heeft afgestemd. Waar de Vleescentrale ook geen enkele poging heeft gedaan om tot een voor werknemer aanvaardbare financiële oplossing te komen in de vorm van enige afbouw van de regeling klemt dat nog temeer.