Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekortex Europe/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 december 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:5873

Dekortex Europe/werknemer

Strategische sommatie werkhervatting na vastgelopen onderhandeling over beëindiging van de arbeidsovereenkomst is in strijd met het goed werkgeverschap. Niet gehoor geven aan oproep leidt niet tot een dringende reden voor ontslag

Werknemer is op 1 september 2011 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Dekortex. In december 2011 heeft Dekortex haar salespersoneel, waaronder werknemer, meerdere keren (schriftelijk) aangesproken op de door dit personeel gehanteerde werktijden en de behaalde omzetten. Bij brief van 20 december 2011 heeft het verkoopteam geprotesteerd tegen de door Dekortex gemaakte verwijten. Dekortex heeft haar salesteam vervolgens opgeroepen om op maandag 9 januari 2012 om 8.30 uur op kantoor aanwezig te zijn. Werknemer is die dag niet op kantoor verschenen. Op de nadien geplande bijeenkomst van 16 januari 2012 arriveerde werknemer circa 45 minuten te laat. Op diezelfde dag is werknemer op non-actief gesteld en heeft Dekortex getracht tot het einde van de arbeidsovereenkomst te komen. Na diverse onderhandelingen en gesprekken sommeert uiteindelijk Dekortex werknemer per 5 maart 2012 weer te verschijnen op het werk. Werknemer heeft zijn werkzaamheden niet meer hervat, waarop Dekortex hem per brief van 5 maart 2012 op staande voet heeft ontslagen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dekortex zich niet als goed werkgever heeft gedragen door werknemer geen redelijke termijn van verbetering te gunnen en steeds aan te sturen op ontslag. Volgens de kantonrechter moet het oproepen tot werk op 5 maart 2012 worden gezien als een strategische oproep waarmee een ontslag op staande voet zou kunnen worden geforceerd. De loonvordering wordt dan ook toegewezen tot datum einde arbeidsovereenkomst (mei 2012 wegens ontbinding).

Het hof oordeelt als volgt. Dekortex stelt zich op het standpunt dat hij werknemer in ieder geval op 2 februari 2012 heeft gesommeerd te komen werken, zodat het loon vanaf die periode niet verschuldigd is op grond van artikel 7:628 BW. Het hof leidt uit de correspondentie af dat de non-actiefstelling door Dekortex gedurende de onderhandelingen over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst in ieder geval tot 5 maart 2013 feitelijk niet is opgeheven. Dat maakt dan ook dat deze door Dekortex zelf geïnitieerde toestand redelijkerwijs moet worden beschouwd als een oorzaak die voor haar rekening komt. De uitnodiging van Dekortex op 2 februari 2012 voor een ‘gesprek’ kan niet worden opgevat als een uitdrukkelijke sommatie te komen werken. De vergelijking met de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 maart 2010 gaat in dit verband alleen al daarom niet op, omdat het in die zaak ging om een duurzame weigering het werk te hervatten na een uitdrukkelijk sommatie daartoe, terwijl van een dergelijke (duurzame) weigering door werknemer, in ieder geval tot 5 maart 2013 niet is gebleken. Waar Dekortex stelt dat werknemer geen loon toekomt omdat hij elders werkzaam is geweest, stelt het hof vast dat dergelijke werkzaamheden in het geheel niet zijn geconcretiseerd. Dekortex heeft niet nader toegelicht waaruit die werkzaamheden dan zouden hebben bestaan. Overigens, als dat wel het geval geweest zou zijn komt Dekortex daar in beginsel geen beroep op toe, nu zij zelf in gebreke was (tijdig) het verschuldigde loon te voldoen en daarmee voor werknemer een noodzaak creëerde om in zijn onderhoud te voorzien.

Met betrekking tot de dringende reden oordeelt het hof als volgt. Het is naar het oordeel van het hof niet wel denkbaar dat van werknemer redelijkerwijs verwacht kon worden dat hij na het stuklopen van de onderhandelingen over een beëindigingsovereenkomst onder deze omstandigheden zonder meer het werk (dadelijk) zou hervatten. Minst genomen een poging van Dekortex om – na het opzeggen van het vertrouwen in werknemer gevolgd door een non-actiefstelling, het (moeten) inleveren van zijn leaseauto en het mislopen van de onderhandelingen over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst –, de lucht te klaren en een min of meer normale werkverhouding te creëren had in dat verband uit het oogpunt van goed werkgeverschap veeleer voor de hand gelegen en had (eigenlijk) ook van haar verwacht mogen worden. Een dergelijke welwillende opstelling van Dekortex gericht op herstel van normale verhoudingen valt echter uit de brief van 1 maart 2012 niet af te leiden. Een opdracht om op het werk te verschijnen in deze vorm is veeleer een soort geen tegenspraak duldend ‘bevel’ en was er kennelijk op gericht om de zaak op de spits te drijven. Aan een dergelijke opdracht ontbreekt gezien alle omstandigheden elke redelijkheid. Arbeidsconflicten dienen bij voorkeur niet op deze wijze te worden beslecht met name ook omdat een ontslag op staande voet gezien de ernstige gevolgen voor een werknemer, die immers dadelijk van zijn inkomen wordt beroofd, het uiterste middel is voor een werkgever om een niet goed verlopende samenwerking met een werknemer te beëindigen. Het enkel niet verschijnen op het werk vormt in de gegeven omstandigheden waarin de werkgever evident aanstuurt op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dan ook naar het oordeel van het hof geen dringende reden in de zin van artikel 7:677 BW. De stelling van Dekortex dat werknemer door op deze wijze te handelen als het ware straffeloos zelf kan bepalen of hij komt werken of niet (zonder dat daaraan enige gevolgen voor zijn inkomen verbonden zijn) snijdt geen hout. Uiteraard dient een werknemer redelijke opdrachten in het kader van de arbeidsovereenkomst uit te voeren, maar het op deze wijze trachten te beslechten van een arbeidsconflict kan niet worden aangemerkt als een redelijke opdracht. Werknemer mocht een dergelijke opdracht dan ook naast zich neerleggen zonder dat daarmee sprake was van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen.