Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland, 28 januari 2014
ECLI:NL:RBNNE:2014:359
Essent Personeel Service B.V./werknemer
Werknemer is sinds 1997 in dienst van Essent, laatstelijk in de functie van senior medewerker afdeling folderdistributie. Werknemer is als gevolg van een reorganisatie per 1 februari 2011 boventallig geworden. Voor het sociaal plan (2005-2008) waar werknemer onder valt, geldt dat de mobiliteitsperiode niet in duur is beperkt. Thans verzoekt Essent ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe wordt het volgende aangevoerd. In beginsel zou de mobiliteitsperiode van werknemer voortduren tot hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Tegelijkertijd is komen vast te staan, dat juist de status van werknemer als boventallige bij Essent eraan in de weg staat dat hij werkelijk kans maakt op het verwerven van een nieuwe functie elders. Essent heeft alles gedaan wat binnen haar mogelijkheden ligt om werknemer te bemiddelen naar een andere baan en kan niets meer aan het traject toevoegen. Essent heeft een vergoeding aangeboden met C=1,5.
De kantonrechter stelt voorop dat zij – met Essent – op zich niet kan inzien dat het sociaal plan met zich brengt dat Essent zonder meer gehouden zou zijn werknemer tot zijn pensioen zijn loon door te betalen indien het niet lukt de ambitie van het sociaal plan, het begeleiden van werk naar werk, in die zin waar te maken dat 'ander werk' is gevonden. Er kan een moment komen waarin bij het uitblijven van het vinden van 'ander werk' gezegd kan worden dat sprake is van een verandering van omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen. Essent heeft haar stelling dat er voor werknemer wegens zijn geringe concessiebereidheid niets valt te realiseren zolang zijn dienstbetrekking voortduurt, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij wordt aangetekend dat in het sociaal plan expliciet is neergelegd welke concessies (wat betreft het loon en de reisafstand) van een werknemer gevergd kunnen worden. Dat werknemer niet tot die concessies bereid zou zijn, is niet voldoende concreet gesteld, noch gebleken. Evenmin is deugdelijk onderbouwd dat werknemer, uitgaande van die van hem te vergen concessies, 'ander werk' zou zijn misgelopen. Uit de eindevaluatie van het outplacementtraject volgt niet dat er in het geheel geen vacatures zijn voor werknemer. Ten slotte is van belang dat werknemer heeft aangegeven zijn positie op de arbeidsmarkt te willen verbeteren door een mbo-cursus Technische Vaardigheden te gaan volgen. Essent heeft daar ten onrechte geen gehoor aan gegeven. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.