Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 februari 2014
ECLI:NL:GHAMS:2014:302
werkneemster/H+B Thuiszorg Haaglanden BV
(Hoger beroep van AR 2012-0395.) Werkneemster is in dienst van H+B Thuiszorg als verpleegkundige. Zij stelt dat haar tijdens een rit naar een cliënt op 1 mei 2004 een ernstig verkeersongeval is overkomen doordat een bus van Connexxion achterop haar auto is gereden. Werkneemster heeft in coma gelegen en heeft als gevolg van het ongeval functioneringsstoornissen. In 2004 is H+B Thuiszorg aansprakelijk gesteld voor de schade. De verzekeraar van Connexxion heeft maar een deel van de schade vergoed. Thans verzoekt werkneemster te bepalen dat H+B Thuiszorg aansprakelijk is voor haar volledige schade als gevolg van het ongeval. Doordat H+B Thuiszorg geen behoorlijke verzekering heeft afgesloten, schiet H+B Thuiszorg tekort in de uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verplichtingen, aldus werkneemster. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, stellende dat werkneemster voor vervoer niet op haar eigen auto was aangewezen. Voorts had H+B Thuiszorg geen instructie gegeven dat zij met haar eigen auto naar haar twee werkadressen in Zwanenburg moest.
Het hof oordeelt als volgt. Er was geen dwingende instructie van H+B Thuiszorg om met het openbaar vervoer te reizen en H+B Thuiszorg heeft nimmer bij werkneemster geïnformeerd hoe zij naar en van de door haar te bezoeken/bezochte cliënten reisde. Het hof neemt als feit van algemene bekendheid aan dat het gebruik van de eigen auto bij trajecten als het onderhavige veelal zal worden geprefereerd boven het reizen met openbaar vervoer. Vanwege dit een en ander had H+B Thuiszorg, ook als zij werkneemster strippenkaarten ter beschikking stelde om met openbaar vervoer naar en van cliënten te reizen, er ten minste rekening mee dienen te houden dat werkneemster (al was het maar incidenteel) gebruik zou maken van de eigen auto. Een en ander geldt ook ten aanzien van de rit op 1 mei 2004, temeer daar deze op een zaterdag plaatsvond. Dat H+B Thuiszorg werkneemster geen onkostenvergoeding voor de auto betaalde, doet aan dit oordeel niet af. Voorts heeft werkneemster onweersproken gesteld dat het (kennelijk: in het algemeen) door H+B Thuiszorg werd toegestaan dat vanuit huis naar een werkadres werd gereisd en niet eerst haar kantoor, en dat van een werkplek direct naar huis werd gereisd. Dat dit met betrekking tot het bezoek van werkneemster aan cliënt op 1 mei 2004 anders was is gesteld noch gebleken. Zou werkneemster het ongeval zijn overkomen op weg van de woning van cliënt naar het kantoor van H+B Thuiszorg, dan zou sprake zijn geweest van een ongeval tijdens de uitoefening van de werkzaamheden. In het licht van voormelde omstandigheid bestaat een nauw verband tussen de reis gedurende welke het ongeval plaatsvond en de werkzaamheden van werkneemster ten behoeve van H+B Thuiszorg. Er rustte derhalve op de werkgever een verzekeringsplicht.
Het feit dat werkneemster bij vaststellingsovereenkomst akkoord is gegaan met 25% vergoeding van de schade door Allianz, doet niet af aan de omstandigheid dat de resterende schade nog steeds van werkgever kan worden gevorderd.