Naar boven ↑

Rechtspraak

Popov Clothing BV/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 april 2014
ECLI:NL:GHAMS:2014:1103

Popov Clothing BV/werknemer

Geen omkering bewijslast bij vermeende dringende reden die ver in het verleden ligt. Schending onverwijldheidsvereiste nu werkgever reeds enkele maanden van de vermeende dringende reden op de hoogte was.

Werknemer is op 1 december 2003 als vertegenwoordiger in dienst getreden bij een rechtsvoorganger van Popov Clothing. Op 20 mei 2011 vindt een gesprek plaats, waarna werknemer op 23 mei 2011 op staande voet wordt ontslagen wegens ‘verduistering van goederen’. Werknemer zou afgekeurde kleding door klant A onder zich hebben gehouden en de klant uit eigen middelen hebben gecompenseerd. De kantonrechter achtte een dringende reden niet aanwezig.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan Popov stelt, is er geen reden de bewijslast om te draaien. Werknemer heeft uiteengezet wat de toedracht is geweest bij het door hem terugnemen van afgekeurde kleding van de klant A. Deze komt erop neer dat werknemers toenmalige partner de vuilniszak waarin zich de door werknemer teruggenomen kleding bevond heeft weggegooid, dat werknemer de klant uit eigen middelen heeft gecompenseerd en dat hij een doos met eveneens door A geretourneerde kleding in het magazijn van Popov Clothing heeft achtergelaten. Nu Popov het tegendeel niet heeft bewezen, is daarmee de dringende reden van het ontslag ontvallen.

Bovendien blijkt uit verklaringen van A dat Popov reeds in januari/februari 2011 op de hoogte was van dit voorval, zodat bij het ontslag op staande voet in mei tevens de vereiste onverwijldheid ontbreekt.