Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Shoebaloe BV
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 maart 2014
ECLI:NL:GHAMS:2014:975

werknemer/Shoebaloe BV

Geen sprake van situatieve arbeidsongeschiktheid. De weigering van werknemer het werk te hervatten zolang werkgever de officiële waarschuwing niet intrekt, leidt tot verlies van loonaanspraak.

Werknemer is op 1 juni 2005 in dienst getreden van Shoebaloe, laatstelijk als assistent shopmanager. Tot en met 2012 heeft werknemer steeds goede beoordelingen gehad. Bij brief van 31 januari 2013 heeft Shoebaloe een ‘officiële waarschuwing’ aan werknemer gezonden waarin hem werd verweten dat hij sinds 8 oktober 2012 wekelijks minimaal drie kwartier te laat op zijn werk was gekomen, onbevoegd kortingen aan klanten had gegeven, zich niet hield aan de regels met betrekking tot (termijnen inzake) (aan)betalingen en reserveringen van producten, aanleiding had gegeven tot een groot aantal klachten van klanten en stylistes, zich aanhoudend kasverschillen voordeden en het alarm in de winkel in 2012 maandenlang niet was geactiveerd. Werknemer werd meegedeeld dat hij zich volledig moest concentreren op zijn functie als assistent shopmanager en dat zijn werkzaamheden verband houdende met merchandising bij hem werden weggehaald. In maart 2013 heeft Shoebaloe besloten dat werknemer geen kassahandelingen meer mocht verrichten. In mei heeft werknemer een ‘officiële laatste waarschuwing’ gekregen omdat hij toch deze werkzaamheden verrichtte. Werknemer heeft zich vervolgens ziek gemeld. Werknemer heeft sindsdien geweigerd te komen werken, voor zover Shoebaloe niet bereid was de waarschuwing in te trekken. Daarop heeft Shoebaloe de salarisbetalingen gestaakt. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of werknemer zo lang Shoebaloe de salarisbetalingen staakte ‘situatief arbeidsongeschikt’ was zoals hij stelt en Shoebaloe betwist.

Het hof oordeelt als volgt. Om arbeidsongeschiktheid in de hiervoor genoemde zin aan te nemen is nodig dat werknemer feiten en omstandigheden stelt en, gelet op het gemotiveerde verweer van Shoebaloe, aannemelijk maakt die tot het oordeel kunnen leiden dat hij zijn werkzaamheden niet verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van Shoebaloe behoort te komen en die voor hem zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijk klachten, van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten. Reeds omdat werknemer zelf stelt dat hij steeds heeft gezegd dat hij bereid was zijn werkzaamheden te hervatten mits Shoebaloe de hem gegeven waarschuwingen en de dreiging met ontslag zou intrekken, maar hij niet (ook) aanvoert dat de weigering van Shoebaloe daaraan gevolg te geven met zich bracht dat van hem met het oog op (de dreiging van) psychische of lichamelijke klachten niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden hervatte, kan niet worden voldaan aan de eerder geformuleerde maatstaf die geldt voor het aannemen van situatieve arbeidsongeschiktheid. Ten overvloede voegt het hof hier aan toe dat de verklaring van de huisarts van werknemer, inhoudend dat hem duidelijk is geworden dat werknemer niet in staat was om te werken, onvoldoende gewicht in de schaal legt. Daaruit blijkt immers niet in toereikende mate waarop hij zijn oordeel baseert, terwijl daartegenover de andersluidende mening van de bedrijfsarts staat, die wordt bevestigd door het deskundigenoordeel van het UWV. Daaraan doet niet af dat het UWV mediation heeft aanbevolen. Vast staat dat partijen zonder succes hebben getracht hun geschil langs die weg op te lossen. Het hof kan niet uitsluiten dat een of meer waarschuwingen die Shoebaloe werknemer heeft gegeven ongefundeerd waren, maar als dat al zo mocht zijn mocht werknemer onder de geven omstandigheden niet aan werkhervatting de voorwaarde verbinden dat de waarschuwingen en wat hij noemde de dreiging met ontslag zouden worden ingetrokken.