Naar boven ↑

Rechtspraak

Tandplus I/werkneemster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 augustus 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:2817

Tandplus I/werkneemster

Overgang van onderneming binnen tandartsmaatschap. Welkoop-arrest: uitlating op internet over ‘voortzetting’ van tandheelkliniek is relevant. Ontslag op staande voet werkneemster die verbolgen is over niet respecteren van haar ovo-rechten, is nietig.

Werkneemster is op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 1 maart 2010 in dienst getreden van Tandplus als tandartsassistente. Een van de indirect bestuurders richt op 30 januari 2012 Tandplus I op. Tandplus en Tandplus I huren allebei ruimte van X in hetzelfde pand. Op 22 mei 2012 is Tandplus failliet gegaan. Op 19 juni 2012 wordt werkneemster op staande voet ontslagen, omdat zij haar leidinggevende zou hebben uitgemaakt voor ‘Betrüger’ en/of ‘Schwindler’. Aanleiding voor deze uitlatingen was dat haar werd medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst aan het einde van de maand juni van rechtswege zou aflopen, terwijl werkneemster meende dat zij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en heeft die krachtens overgang van onderneming ongewijzigd bleef. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat zij krachtens overgang van onderneming van Tandplus naar Tandplus I is overgegaan. De opzegging is onregelmatig en kennelijk onredelijk, aldus werkneemster. Tandplus I betwist dat sprake is van een overgang en stelt zich op het standpunt dat er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten tussen hen. De kantonrechter heeft werkneemster grotendeels in het gelijk gesteld.

Het hof oordeelt als volgt. Zoals ook door de Hoge Raad overwogen in zijn arrest van 4 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:830 (Welkoop)) volgt uit de rechtspraak van het HvJ EU dat met het oog op beantwoording van de vraag of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft dient te worden onderzocht of het gaat om de vervreemding van een lopend bedrijf, hetgeen met name kan blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsmiddelen. In dit verband moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming of vestiging, het al dan niet overdragen van de materiële activa zoals gebouwen en roerende zaken, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, het al dan niet overnemen van vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer, het al dan niet overdragen van de klantenkring, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten. Daarbij verdient opmerking dat al deze factoren slechts deelaspecten zijn van het te verrichten onderzoek en daarom niet elk afzonderlijk mogen worden beoordeeld (zie het door de Hoge Raad aangehaalde arrest Spijkers, HvJ EG 18 maart 1986, ECLI:NL:XX:1986:AC8669). Het hof somt de volgende omstandigheden op: beide bedrijven dreven een tandartspraktijk; grotendeels in dezelfde ruimte; gehuurd van dezelfde huurder; beide bedrijven hebben hetzelfde telefoonnummer; vier van de vijf tandartsassistenten werken voor Tandplus I; de naam is nagenoeg identiek; op de website van tandplus.nl staat vermeld ‘Welkom bij Tandplus 1. Beste Patiënten en geïnteresseerden. De tandheelkundige kliniek Tandplus is vanaf heden veranderd in Tandplus 1. Het vertrouwde team met haar bekwame kennis en de faciliteiten zijn gelijk gebleven. Klik hier om door te gaan naar onze vernieuwde website www.tandplus1.nl.’ Naar het oordeel van het hof is sprake van een overgang van onderneming. Dat de vorige tandartsen zijn vertrokken (en daar nieuwe tandartsen voor in de plaats zijn gekomen), neemt niet weg dat nog steeds sprake is van behoud van identiteit. Hetzelfde lot is de aard van de werkzaamheden beschoren. Dat Tandplus zich meer met cosmetische tandheelkunde zou bezighouden en Tandplus I meer het reguliere tandartswerk, is onvoldoende om niet van behoud van identiteit te spreken.

Werkneemster is ten onrechte ontslagen. Haar uitlatingen ‘Betrüger’ en/of ‘Schwindler’ zijn niet netjes, maar gezien de context waarbinnen zij deze uitlatingen deed zijn ze onvoldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Werkneemster heeft recht op gefixeerde schadevergoeding.

Aan een opzegging dient, behoudens het geval dat er sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd, een deugdelijke reden ten grondslag te worden gelegd. Het ontbreken daarvan brengt in beginsel dan ook met zich dat een opzegging als kennelijk onredelijk moet worden geduid. Naar het oordeel van het hof kan in de veronderstellenderwijs aangenomen houding van werkneemster als reactie op de onjuiste mededeling van de zijde van Tandplus I dat haar arbeidsovereenkomst per 1 juli 2012 afliep geen afdoende grond worden gevonden om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. In die zin is de reden voor een opzegging niet alleen als niet dringend maar ook in de verhouding tussen partijen als niet deugdelijk aan te merken. Vanwege het ontbreken van een deugdelijke ontslaggrond en het daarmee samenhangende inkomensverlies van € 240 bruto per maand acht het hof het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging dan ook juist. De door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding van € 2.500 als een soort pleister op de wonde is alleszins gerechtvaardigd te achten.