Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 november 2014
ECLI:NL:RBOBR:2014:7197

werknemer/werkgeefster

Bank handelt jegens voormalig werknemer onrechtmatig door aan nieuwe werkgever te melden dat werknemer op staande voet is ontslagen. Werknemer slaagt erin te bewijzen dat arbeidsovereenkomst met nieuwe werkgever om die reden is beëindigd. Aanhouding zaak voor begroting schade.

(Vervolg AR 2013-0935.) Werknemer is opgedragen te bewijzen dat zijn dienstverband met Rabobank is beëindigd als gevolg van de mededeling van werkgeefster aan de Rabobank dat er bij Rabobank een (ex-)werknemer van werkgeefster werkzaam was, dat werkgeefster deze (ex-)werknemer op staande voet had ontslagen vanwege voor werkgeefster onacceptabele gedragingen en dat er daarover een bodemprocedure liep bij de kantonrechter. De rechtbank oordeelt dat werknemer geslaagd is in de verstrekte bewijsopdracht op dit punt. Daarmee is het oorzakelijk verband tussen het haar toe te rekenen onrechtmatig handelen van werkgeefster, zoals vastgesteld bij het vonnis van 13 november 2013 onder 4.4.2, en de beëindiging van zijn dienstverband met Rabobank, komen vast te staan.

Ook is werknemer opgedragen te bewijzen dat de Rabobank het dienstverband met werknemer na afloop van de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar zou hebben voortgezet tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer. De rechtbank oordeelt dat werknemer erin is geslaagd te bewijzen dat de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar voor onbepaalde tijd zou zijn voortgezet. Geen van de getuigen heeft verklaard dat de dienstbetrekking na de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd zou hebben voortgeduurd.

De schade die werknemer in deze procedure heeft gevorderd bestaat in inkomensschade, gederfde ontbindingsvergoeding en ander nadeel als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder a en b BW. Werkgeefster heeft in het kader van de verwachte werkloosheidsduur verwezen naar www.hoelangwerkloos.nl. Naar het oordeel van de rechtbank heeft werknemer bij het begroten van zijn schade geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat hij alsnog inkomsten uit arbeid zal verwerven. Dat werknemer ander werk zal vinden is niet uitgesloten. Voor de begroting van de schade moet de rechtbank inzicht hebben in de contante waarde van de inkomensderving die over de periode van 1 december 2011 tot de pensioendatum van 1 juni 2026 door werknemer, rekening houdend met uitkeringen in verband met werkloosheid, getotaliseerd is gesteld, door werkgeefster onvoldoende gemotiveerd weersproken, op een bedrag van € 737.950,11. Ook zal de rechtbank voldoende onderbouwd, ook cijfermatig, inzicht moeten hebben in de inkomenssituatie van werknemer sedert de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij de Rabobank, waarin betrokken dienen te worden zijn mogelijkheden om inkomen uit arbeid te verwerven. De zaak zal in verband daarmee naar de rol worden verwezen opdat werknemer hierover bij akte nadere inlichtingen kan verstrekken. Werkgeefster zal in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordakte te reageren. De stelling van werknemer dat sprake is van een gederfde ontbindingsvergoeding wordt niet gevolgd, nu de arbeidsovereenkomst met werkgeefster voorwaardelijk is ontbonden en de vordering van werknemer ertoe strekkende dat voor recht wordt verklaard dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst nietig is, alsnog door het Hof Den Bosch is afgewezen. Werknemer kan ook geen aanspraak maken op schadevergoeding wegens ander nadeel. Tot slot faalt het beroep van werkgeefster op eigen schuld van werknemer, nu de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van onrechtmatig handelen door werkgeefster.