Unique Safety Products V.O.F./werknemer

Werknemer is sinds 17 juni 2013 bij USP in dienst, laatstelijk in de functie van technisch commercieel medewerker. USP verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW, subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. Daartoe heeft USP het volgende aangevoerd. Werknemer heeft verwijtbaar gehandeld door, nadat hij door USP een beëindigingsvoorstel heeft ontvangen en is vrijgesteld van werk, in te loggen op het bedrijfsnetwerk en vertrouwelijke bedrijfsgegevens op te vragen en mogelijk ook te downloaden. Dit klemt temeer, nu werknemer tijdens het daaraan voorafgaande gesprek te kennen had gegeven een eigen bedrijf te willen starten. Verder ziet het verwijtbaar handelen van werknemer op zijn houding en handelen als het gaat om zijn salaris en andere kritiekpunten op (de vennoten van) USP. Diezelfde gedragingen hebben in ieder geval geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. Het verweer van werknemer strekt tot afwijzing van het verzoek.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Begrijpelijk is dat werknemer op onderzoek is uitgegaan op het moment dat hij constateerde dat hij tot bepaalde delen van de werkomgeving geen toegang meer had. Of het voor werknemer gebruikelijk was om thuis te werken, is niet relevant. Als onweersproken staat vast dat hij normaal gesproken toegang tot die accounts had, dat hij die na het gesprek op 29 december 2015 niet meer had en dat hem tijdens het gesprek niets is medegedeeld over zijn beperkte toegang. Niet vaststaat - en USP stelt dat ook niet expliciet - dat werknemer de betreffende gegevens feitelijk gedownload heeft. Bovendien, al zou als uitgangspunt genomen worden dat werknemer die gegevens heeft gedownload, is door USP niet (expliciet) gesteld dat werknemer daarmee kwade bedoelingen had en dat is ook niet anderszins gebleken. Dat werknemer voor zichzelf wilde beginnen is betwist en door USP op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. Ook de houding en het gedrag van werknemer kunnen niet leiden tot de conclusie dat sprake is van verwijtbaar handelen.

Duidelijk is dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Werknemer heeft (met name) met zijn brief van 25 december 2015 (werknemer maakt een aantal persoonlijke verwijten aan een van de vennoten van USP) de gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer miskend en hij heeft daarmee een grens overschreden die een verstoring van de arbeidsverhouding tot gevolg heeft gehad. In de zinsnede ‘zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’ ligt besloten dat de verstoring van de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam moet zijn (MvT bij art. 7:669 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is een gevolg van het duurzaamheidscriterium dat partijen ten minste op enigerlei wijze een poging moeten hebben gedaan te onderzoeken of de verstoorde verhouding nog herstelbaar is. Van de werkgever kan worden verwacht dat zij daartoe het initiatief neemt. USP heeft niet alleen geen initiatief hiertoe genomen, maar heeft simpelweg geweigerd op het direct door werknemer gedane aanbod tot mediation in te gaan. Derhalve kan thans niet vastgesteld worden of de arbeidsverhouding nog hersteld kan worden. De kantonrechter concludeert dan ook dat thans nog niet gebleken is van een duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Zoals uit de memorie van toelichting blijkt behoeft minder waarde te worden gehecht aan de duurzaamheid van de verstoring, indien de ernst van de verstoring daarvoor aanleiding geeft. Daarvan is geen sprake. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.