werkgever/werknemer

Werknemer is in 1979 in dienst getreden van werkgever, laatstelijk werkzaam als Betonwerker 1. In de jaren 2013 tot en met 2015 hebben diverse incidenten plaatsgevonden die verband houden met het niet in acht nemen van veiligheids- en andere werkinstructies, het niet naleven van het ziekteverzuimprotocol, perikelen rondom ziekmelding en een schorsing na een alcoholcontrole. Naar aanleiding van de alcoholcontrole op 5 oktober 2015 heeft werkgever werknemer op 6 oktober 2015 geschorst met behoud van loon. Werkgever heeft vervolgens op 12 oktober 2015 werknemer te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst te gaan beëindigen en heeft werknemer daartoe een voorstel gedaan. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt. De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek (e-grond en g-grond) afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof is van oordeel dat, anders dan werkgever heeft betoogd, het geheel overziend op dit moment geen sprake is van een situatie die ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding rechtvaardigt. Naast hetgeen het hof over die incidenten heeft overwogen, is van belang dat de incidenten, met uitzondering van dat met betrekking tot alcoholgebruik, alle vóór 2015 hebben plaatsgevonden en dat zich nadien geen noemenswaardige, de veiligheid betreffende, incidenten hebben voorgedaan. Aldus kan niet worden gezegd dat thans sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bezien in het licht van alle omstandigheden, waaronder het zeer lange dienstverband van 36 jaar, de leeftijd van werknemer (57 jaar), het feit dat hij zelf met serieuze gezondheidsklachten heeft gekampt en zijn vrouw ernstig ziek is, kunnen de genoemde incidenten noch afzonderlijk noch in onderlinge samenhang leiden tot een (op artikel 7:683 BW gebaseerde) beëindiging van de arbeidsovereenkomst.