Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Limburgse Koelindustrie Liko BV
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 maart 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:1118

werknemer/Limburgse Koelindustrie Liko BV

Geen schorsing concurrentiebeding. Niet voldoende is komen vast te staan dat de overstap van werknemer naar zijn vorige werkgever een relevante positie- en/of salarisverhoging met zich zou brengen. Belangenafweging in het voordeel van werkgever. 

Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 2015 in dienst bij Limburgse Koelindustrie Liko BV (hierna: Liko) in de functie van koeltechnisch monteur. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft voorafgaand aan het dienstverband met Liko gewerkt bij een ander bedrijf, Koeltex BV, eveneens als koeltechnisch monteur. Werknemer heeft op 28 juni 2016 zijn ontslag genomen bij Liko, omdat hij naar eigen zeggen een andere baan had gevonden. De ‘andere baan’ waar werknemer op doelde, betrof een aanbod van zijn vorige werkgever Koeltex om aldaar weer in dienst te treden. Werknemer vordert onder meer schorsing van het concurrentiebeding voor een periode van twaalf maanden. De voorzieningenrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het niet voldoende waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd. Tegen dit vonnis komt werknemer in hoger beroep.

Oordeel

Belangenafweging

In dit geding is niet voldoende komen vast te staan dat de overstap van werknemer van Liko naar Koeltex een voldoende relevante positie- en/of salarisverbetering met zich zou brengen. Op de vraag van werknemer aan Koeltex of als het halfjaarcontract dat was gesloten zou zijn afgelopen, er bij een vervolgcontract een salarisverhoging in zat, is weliswaar met ja geantwoord, maar in die berichtenwisseling zitten de nodige onzekerheden. Ten eerste blijkt eruit dat werknemer een halfjaarcontract zou krijgen en gesteld noch gebleken is dat dit met zekerheid zou worden verlengd. Ten tweede houden de woorden dat er een salarisverhoging inzat niet per se in dat er een salarisverhoging komt, maar slechts dat deze tot de mogelijkheden behoorde. Uit het door werknemer overgelegde ‘werkhervattingsadvies’ van 13 maart 2016 blijkt onvoldoende in welke mate zijn ziekte werkgerelateerd is geweest. Het advies houdt immers onder meer in dat werknemer arbeidsongeschikt is ‘(…) als gevolg van ziekte als gevolg van werk en privéproblemen’. Daaruit kan onvoldoende worden afgeleid dat het beter voor de gezondheid van werknemer was om bij Liko te vertrekken en dat hij bij een andere werkgever niet diezelfde werkproblemen zou hebben gehad. Verder wordt erop gewezen dat in elk geval uit het e-mailbericht waarmee werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd niet volgt dat hij een onprettige arbeidstijd heeft gehad bij Liko. De arbeidsduur van negentien maanden kan niet heel lang worden genoemd, maar gesteld noch gebleken is dat werknemer in die tijd het bedrijf van Liko niet volledig heeft gezien. Werknemer heeft evenmin gesteld dat er een aanzienlijk aantal klanten van Liko is, waarmee hij nog geen contact heeft gehad. Hierbij dient te worden meegewogen dat werknemer zichzelf in de positie heeft gebracht dat de arbeidsverhouding maar negentien maanden heeft geduurd. Het hof wijst er in dit verband op dat hij op 1 januari 2015 bij Liko is begonnen met een contract voor een jaar waarin geen non-concurrentiebeding was opgenomen en dat werknemer geen pogingen heeft ondernomen om tijdig over zijn wens om van werkgever te veranderen met Liko te overleggen om te bezien welke mogelijkheden er waren om eventueel de werking van het beding te verzachten. Hij heeft wat dit betreft Liko voor voldongen feiten gesteld. De stelling van werknemer dat hij niet eenvoudig werk kan vinden, is slechts onderbouwd met een afwijzingsbericht van de Unica Groep van 21 december 2016 en een ontvangstbericht van een sollicitatie bij Connexys van 21 november 2016, en bijvoorbeeld niet van een bericht van een arbeidsbureau omtrent het bestaan van vacatures als koelmonteur buiten de straal van 125 km. Daarmee is onvoldoende komen vast te staan dat werknemer geen werk zou kunnen vinden boven de plaats waar de straal van 125 km eindigt. Nu onvoldoende vaststaat dat hij geen werk zou kunnen vinden buiten de genoemde straal van 125 km en op acceptabele afstand van zijn woonplaats, komt weinig gewicht toe aan de omstandigheid dat hij geen WW-uitkering krijgt omdat hij zelf ontslag heeft genomen. Aan de hand van de door Liko overgelegde overzichten van werkzaamheden van Liko en Koeltex, staat voorshands voldoende vast dat beide bedrijven elkaar overlappende werkzaamheden verrichten en concurrenten zijn op het terrein van koeltechniek. Werknemer heeft verder erkend dat hij in elk geval een zestal opleidingen heeft gevolgd tijdens zijn dienstverband en een aantal workshops, trainingen en/of opleidingen. Zo die workshops, trainingen en/of opleidingen al een verplichting vormen voor Liko omdat haar klanten wensten dat personeel van Liko deze volgden, kan niet worden ingezien waarom het niet in het belang van Liko zou zijn dat een concurrent van haar niet meteen kan profiteren met die dankzij Liko door werknemer verkregen vaardigheden. Daarmee vormen die opleidingen, workshops en trainingen feiten die moeten worden meegewogen ten gunste van Liko. Liko heeft niet betwist dat er geen personen dankzij werknemer klant zijn geworden bij Liko. Liko heeft evenmin voldoende onderbouwd aangevoerd dat het waarschijnlijk is dat klanten van Liko bij haar weggaan omdat werknemer is weggegaan en naar Koeltex wil terugkeren. Uit al het vorenstaande volgt dat dermate veel van de door werknemer te zijner gunste aangevoerde omstandigheden of voorshands niet zijn komen vast te staan of zodanig aan werknemer moeten worden toegerekend dat in verhouding tot het te beschermen belang van Liko, niet kan worden geoordeeld dat werknemer zodanig onbillijk door het beding wordt benadeeld dat één of meer van zijn vorderingen kunnen worden toegewezen.