Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 april 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:1181
werknemer/Stichting Nieuw Unicum
Feiten
Werknemer heeft zijn werkzaamheden van 1 maart 2008 tot april 2010 als zzp’er naar tevredenheid van SNU verricht. Per 1 april 2010 bereikten SNU en werknemer overeenstemming over een arbeidsovereenkomst, waarna werknemer de functie ging bekleden van Hoofd Economisch-Administratieve Dienst (HEAD). Op 18 december 2011 heeft werknemer aan de raad van bestuur van SNU en S een notitie gestuurd waarin hij een aantal werkzaamheden en processen heeft opgesomd die volgens hem nog gedaan of verbeterd dienden te worden. De raad van bestuur heeft hierop besloten de werkrelatie met S te beëindigen. Op 15 maart 2012 heeft werknemer zich ziek gemeld met klachten van overspannenheid, die ten tijde van de pleidooien in appel voortduurden. Werknemer is door het UWV met ingang van 2 augustus 2015 volledig arbeidsongeschikt geacht. Hij ontvangt een IVA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
Oordeel
Grieven
Werknemer heeft in eerste aanleg, kort gezegd, gevorderd dat SNU wordt veroordeeld aan hem te voldoen de schade die hij heeft geleden als gevolg van langdurige en ernstige overbelasting op het werk. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt werknemer met negen grieven op. De grieven strekken ten betoge dat: (a) werknemer zijn werkzaamheden voor SNU heeft verricht onder ziekmakende omstandigheden, (b) SNU van deze ziekmakende werkomstandigheden op de hoogte was, althans had behoren te zijn, en zij daartegen niets heeft gedaan, althans te weinig om het ontstaan van schade te voorkomen, (c) werknemer ten gevolge van de ziekmakende werkomstandigheden klachten is gaan ontwikkelen die tot een burn-out hebben geleid met uitval als gevolg en dat aldus sprake is van causaal verband tussen de werkomstandigheden en de gezondheidsschade, althans dat voldoende aanleiding is voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel, (d) het hof zo nodig een deskundige dient te benoemen die zich uitspreekt over de causaliteit en schade en in dat kader zich tevens uitlaat over de vraag of de causaliteit is doorbroken door de hartklachten.
Artikel 7:658 BW en de arbeidsrechtelijke omkeringsregel
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 7:658 lid 2 BW het aan werknemer is te stellen en zonodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor SNU. Voor de toepassing van de ‘arbeidsrechtelijke omkeringsregel’, is nodig dat de werknemer niet alleen stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en hetgeen overigens ten processe is gebleken, kan niet worden opgemaakt dat de werkzaamheden van werknemer naar objectieve maatstaven zodanig psychisch belastend waren dat het aannemelijk is dat hij daardoor (psychisch) letsel heeft opgelopen. SNU heeft terecht aangevoerd dat het feit dat werknemer gedurende de tijd dat hij voor SNU werkzaam was, gezondheidsklachten heeft ontwikkeld nog niet meebrengt dat de werkomstandigheden ziekmakend waren. Ook de stelling van werknemer dat SNU als werkgever de Arbeidsomstandighedenwet en de cao Gehandicaptenzorg en andere regelingen heeft geschonden en dat door die normschendingen SNU een risico in het leven heeft geroepen waardoor de gezondheidsschade door werknemer geleden kon worden, wordt verworpen. Met de kantonrechter is het hof dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor toepassing van de ‘arbeidsrechtelijke omkeringsregel’. Voor zover de grieven daartoe strekken, falen zij.
Klachten door ziekmakende (werk)omstandigheden
Tegenover de betwisting van de stelling dat werknemer onder ziekmakende omstandigheden zijn werk verrichtte en bezien in het licht van het feit dat werknemer vóór zijn dienstverband bij SNU als zzp’er soortgelijke werkzaamheden had verricht voor SNU zonder dat dit tot klachten had geleid, heeft werknemer geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat het voor SNU kenbaar had moeten zijn dat werknemer structureel werd overbelast en dat dit zonder het treffen van maatregelen tot schade zou kunnen lijden. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de door werknemer ontwikkelde klachten het gevolg zijn van overbelasting in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat die klachten uiteindelijk tot een burn-out hebben geleid, doet zich in dit geding de vraag voor of werknemer, naar het hof zijn stelling begrijpt, bij SNU op voldoende klemmende wijze heeft geklaagd over de door hem ervaren overbelasting als gevolg van de omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden verrichtte. Gelet op de gemotiveerde betwisting door SNU, is het aan werknemer zijn stelling dienaangaande te bewijzen. Werknemer zal dan ook overeenkomstig zijn aanbod worden toegelaten tot het bewijs daarvan. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.