Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 13 juni 2017
ECLI:NL:RBZWB:2017:5808
werkgeefster/werknemer
Feiten
Werkgeefster A exploiteert een onderneming die zich hoofdzakelijk richt op het ontwerpen, verkopen, leveren, installeren en onderhouden van bliksembeveiligingsinstallaties. Werknemer is op 1 mei 2012 in dienst getreden in de functie van administratief medewerker. Op 1 november 2012 zijn werkgeefster A en werknemer een arbeidsovereenkomst voor twaalf maanden aangegaan. Werknemer is na afloop van deze overeenkomst bij werkgeefster A blijven werken. In de arbeidsovereenkomsten van 25 april 2012 en 1 november 2012 is een concurrentiebeding overeengekomen. Werknemer heeft het dienstverband per 31 januari 2017 opgezegd. Werknemer is met ingang van 11 april 2017 in dienst getreden bij werkgeefster B, een concurrent van werkgeefster A. Werkgeefster A vordert bij wijze van voorlopige voorziening werknemer te verbieden om werkzaamheden te verrichten voor werkgeefster B en werknemer te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 5.000 op de inmiddels verbeurde boetes.
Oordeel
Concurrentiebeding
Werknemer heeft allereerst aangevoerd dat het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden omdat sprake is van een nieuwe arbeidsovereenkomst. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend is verlengd en werknemer gebonden is gebleven aan het eerder overeengekomen concurrentiebeding. Werknemer heeft verder aangevoerd dat het concurrentiebeding is komen te vervallen op grond van een ingrijpende functiewijziging in 2014 van administratief medewerker binnendienst naar commercieel medewerker buitendienst. Werknemer heeft deze stelling onvoldoende aannemelijk gemaakt. De enkele omstandigheid dat werknemer vanaf 2014 commerciële werkzaamheden buiten kantoor heeft verricht, is daarvoor in ieder geval niet genoeg. Behalve deze verruiming van de werkzaamheden blijkt immers nergens uit dat de functie van werknemer inhoudelijk is gewijzigd. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat werknemer het met werkgeefster gesloten concurrentiebeding heeft overtreden en nog steeds overtreedt. Afweging van de belangen over en weer brengt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat werknemer, vergeleken met het te beschermen belang van werkgeefster, door handhaving van het concurrentiebeding niet onbillijk wordt benadeeld. Dit betekent dat het door werkgeefster A jegens werknemer gevorderde verbod op verder handelen in strijd met het concurrentiebeding kan worden toegewezen.
Voorschot verbeurde boetes
Werknemer heeft als verweer gevoerd dat werkgeefster geen spoedeisend belang heeft bij de vordering tot betaling van een voorschot van € 5.000 op de inmiddels verbeurde boetes. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad op 14 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2007:BA1522), oordeelt de voorzieningenrechter dat de spoedeisendheid niet aan toewijzing van de geldvordering van werkgeefster A in de weg staat. De vordering van werkgeefster A zal worden toegewezen.