Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 maart 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:2533
werknemer/Oger Fashion B.V.
Feiten
Werknemer is in dienst bij Oger Fashion B.V. (hierna: Oger). Bij brief van 7 augustus 2018 heeft Oger werknemer op staande voet ontslagen. Blijkens de ontslagbrief wordt werknemer verweten dat hij een broek en een riem aan een klant heeft meegegeven zonder af te rekenen en dat hij een overhemd aan een andere klant heeft meegegeven zonder af te rekenen. Tegen het ontslag op staande voet is namens werknemer bezwaar gemaakt. Op 19 september 2018 heeft de gemachtigde van Oger namens Oger werknemer opnieuw (voorwaardelijk) op staande voet ontslagen naar aanleiding van een tweetal nieuwe ontdekkingen. In beide gevallen zou het zijn gegaan om handelingen in strijd met de interne regels voor bestellingen voor eigen gebruik. Daarbij verwijst Oger naar het feit dat werknemer een gewaarschuwd man was nu hij eerder malversaties had gepleegd door geld dat aan Oger toebehoort in eigen zak te steken. Werknemer verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet van 7 augustus 2018 respectievelijk 19 september 2018 te vernietigen en Oger te veroordelen tot doorbetaling van het loon. Oger verweert zich tegen het verzoek en verzoekt voorwaardelijk, namelijk voor zover het ontslag op staande voet geen stand houdt, de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van de e-grond en (meer) subsidiair respectievelijk de g-grond en h-grond. Op 13 december 2018 is een tussenbeschikking gewezen. In deze tussenbeschikking heeft de kantonrechter het ontslag op staande voet van 7 augustus 2018 en dat van 19 september 2018 vernietigd en de vordering tot betaling van loon c.a. toegewezen. Eveneens heeft de kantonrechter in die tussenbeschikking Oger in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat (1) werknemer artikelen aan klanten heeft meegegeven zonder dat daarvoor is betaald en (2) werknemer geld van klanten dat voor Oger bedoeld was voor zichzelf heeft gehouden.
Oordeel
De kantonrechter komt tot het oordeel dat Oger niet is geslaagd in het leveren van bewijs van haar stellingen. Nu Oger niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, is niet komen vast te staan dat werknemer verwijtbaar dan wel ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Dit betekent dat de door Oger verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van de zijde van werknemer wordt afgewezen. De kantonrechter is echter wel van oordeel dat gelet op hetgeen over en weer door partijen in deze procedure naar voren is gebracht, vast staat dat tussen partijen het nodige is voorgevallen en dat de arbeidsverhouding duurzaam en ernstig is verstoord, onder meer door een vertrouwensbreuk. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat het onderlinge vertrouwen nog kan worden hersteld. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal derhalve worden ontbonden. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden en hiervoor reeds is geoordeeld dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door werknemer, zal de door werknemer verzochte transitievergoeding BW worden toegekend. De volgende vraag is of werknemer aanspraak kan maken op een billijke vergoeding. Dat is het geval indien Oger van de verstoring van de arbeidsverhouding een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Volgens de kantonrechter is daarvan sprake. Dit ernstig verwijtbaar handelen is gelegen in het feit dat Oger werknemer tweemaal ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. De kantonrechter stelt de billijke vergoeding – aan de hand van New Hairstyle – vast op € 50.000. Tot slot bepaalt de kantonrechter dat Oger niet langer rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding.