Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20 juli 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:1511
Feiten
Werknemer is vanaf 12 mei 2014 op twee aansluitende uitzendovereenkomsten (fase 1 en fase 2) als uitzendkracht voor Solutions B.V. bij bedrijf X werkzaam geweest als machine operator. Op 24 maart 2016 heeft werknemer een arbeidsongeval gehad, waarbij twee vingers van zijn rechterhand deels werden geamputeerd. Op de uitzendovereenkomsten is de NBBU-Cao van toepassing verklaard. Vanaf 15 mei 2016 heeft werknemer zijn werkzaamheden hervat, maar medio augustus 2016 is hij weer volledig uitgevallen voor werk. Sinds 11 juni 2018 is hij weer werkzaam als zzp’er. Werknemer stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de uitzendovereenkomst is overgegaan naar een overeenkomst in fase 3, waardoor deze nog doorloopt. Het hof heeft zich in zijn tussenbeschikking van 17 maart 2020 (zie AR 2020-0323) en 29 september 2020 (zie AR 2020-1183) reeds uitgelaten over de loonvordering, maar de beslissingen aangehouden.
Oordeel
Recht op loon
Werknemer heeft een nieuwe berekening overgelegd van het loon waarop hij naar zijn mening over de periode van 24 maart 2016 tot 11 juni 2018 recht heeft. Hij komt over de uren dat hij arbeidsongeschikt was tot een bedrag van € 29.079,89 bruto, en over de gewone arbeidsuren tot een bedrag van € 9.335,27 bruto. Solutions heeft deze berekening betwist. Het hof overweegt dat Solutions er terecht op wijst dat werknemer over de uren dat hij arbeidsongeschikt is geweest, geen recht heeft op het dagloon zoals dit wordt gehanteerd door het UWV, maar op loondoorbetaling zoals geregeld in artikel 25 lid 1 sub b van de NBBU-Cao. Op basis van dit artikel heeft werknemer tijdens ziekte recht op 90% van zijn loon, met als minimum het wettelijk minimumloon. Aangezien werknemer niet meer dan het wettelijk minimumloon verdiende, betekent dit dat werknemer (ook) tijdens ziekte recht had op doorbetaling van 100% van zijn loon. De hogere bedragen aan loon bij ziekte waarop werknemer in zijn berekening aanspraak maakt, die zijn gebaseerd op het UWV-dagloon en waarin een bedrag aan (in elk geval) vakantietoeslag is begrepen, zijn dan ook niet juist. In zoverre heeft werknemer zijn vordering onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Het hof acht de door Solutions gemaakte berekening, die is gebaseerd op 100% loondoorbetaling (uitgaande van een werkweek van 40 uur, en met aftrek van vier feestdagen in de periode van 24 maart tot 1 juli 2016 waarvoor de feestdagenreserveringsregeling gold), duidelijk en overtuigend, en maakt die tot de zijne. Dit leidt tot het oordeel dat werknemer over de periode van 24 maart 2016 tot 11 juni 2018 recht heeft op een bedrag van € 34.566,57 bruto aan loon.
Feestdagen
Het hof overweegt dat de berekening van werknemer op grond van artikel 28 van de NBBU-Cao moet worden gecorrigeerd. Anders dan waar werknemer van uitgaat, maar ook anders dan het uitgangspunt van Solutions, is het hof dan ook van oordeel dat de totale ten behoeve van werknemer in 2016 opgebouwde feestdagenreservering in beginsel moet worden berekend over het feitelijk loon van werknemer in de eerste zes maanden van 2016. Het hof begrijpt dat Solutions aan werknemer het loon over nieuwjaarsdag, 1 januari 2016, heeft uitbetaald, zodat het hof ervan uitgaat dat de pot op 2 januari 2016 leeg was. Vanaf 2 januari 2016 zijn er echter weer nieuwe bedragen aan de feestdagenreserveringspot toegevoegd (althans deze hadden moeten worden toegevoegd). Aangezien er in de periode van 2 januari tot 24 maart 2016 geen feestdagen vielen waarvoor de pot moest worden aangesproken, was de vanaf 2 januari 2016 tot 1 juli 2016 opgebouwde pot volledig beschikbaar voor de doorbetaling van de feestdagen in de periode van 24 maart tot 1 juli 2016. Dit komt neer op een bedrag in de pot aan feestdagenreservering van (€ 8,80 x 40 x 25,6 x 2,6% = € 234,29. Dit is het bedrag dat in de pot zit en waar werknemer recht op heeft voor de feestdagen in de periode van 24 maart 2016 tot 1 juli 2016.
Vakantiegeld
Vast staat dat werknemer recht heeft op 8% vakantietoeslag. Berekend over het bedrag van € 34.566,57 aan brutoloon plus het bedrag van € 234,29 aan feestdagenreservering, komt dat neer op een bedrag van € 2.784,07 aan vakantietoeslag.
Totaalbedrag waarop werknemer recht heeft
Uit het bovenstaande volgt dat werknemer over de periode vanaf 24 maart 2016 recht heeft op de volgende bedragen: € 34.566,57 aan brutoloon, € 234,29 aan feestdagenreservering en € 2.784,07 aan vakantiegeld. Dit komt neer op een totaalbedrag van € 37.584,93. Solutions heeft reeds een bedrag van € 18.922,35 betaald, zodat werknemer nog recht heeft op nabetaling van een bedrag van € 37.584,93 - € 18.922,35 = € 18.662,58.