Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Topgeschenken Nederland B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 april 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:962
Ontslag op staande voet wegens helpen van partner bij mishandeling CEO. Verrekenen schadeplichtigheid toegestaan, ondanks verstrijken vervaltermijn.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 mei 2022 op basis van tijdelijke contracten in dienst van Topgeschenken. In de nacht van 19 op 20 mei 2023 is er na een toevallige ontmoeting tussen werkneemster, haar partner en hun vrienden enerzijds en de CEO van Topgeschenken en zijn neef anderzijds, een handgemeen ontstaan waarbij de partner van werkneemster de CEO heeft mishandeld. Omdat werkneemster ook betrokken was bij de mishandeling, heeft de CEO haar op 20 mei op staande voet ontslagen. De gefixeerde schadevergoeding is verrekend met de loonbetaling. De kantonrechter heeft bij eindbeschikking geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is verleend.

Oordeel

Het gerechtshof oordeelt als volgt. 

Mishandelen van CEO door partner van werkneemster leidt tot ontslag op staande voet

Het hof heeft op basis van de getuigenverklaringen geconcludeerd dat werkneemster de CEO heeft geduwd, aan hem heeft getrokken, en hem letsel heeft toegebracht zonder dat is gebleken dat dit was om de vechtende personen uit elkaar te halen. Ook staat vast dat zij hem heeft uitgescholden. Aldus is bewezen dat zij haar partner heeft geholpen bij de mishandeling van de CEO. Daarmee staat de dringende reden voor ontslag op staande voet vast.  Het hof acht voormeld handelen van werkneemster dat heeft geleid tot het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, ernstig verwijtbaar als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW. 

Verrekening schadeplichtingheid met loonvordering, ondanks vervaltermijn

Werkneemster  is de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd geworden op de dag van het ontslag op staande voet, dus op 20 mei 2023. Dat volgt uit de bewoordingen van artikel 7:677 lid 2 BW. In artikel 6:127 lid 2 BW is bepaald dat een schuldenaar de bevoegdheid heeft tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Uit het bepaalde in artikel 6:127 lid 1 BW volgt dat de verrekening plaatsvindt door de verklaring van de schuldenaar dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. Topgeschenken heeft in de ontslagbrief van 20 mei 2023 duidelijk aangegeven dat werkneemster conform artikel 7:677 lid 2 en lid 3 BW schadeplichtig is, dat werkneemster aan Topgeschenken een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (te weten: één maandsalaris van € 2.664,85 inclusief 8% vakantiegeld) en dat bij de afwikkeling van haar dienstverband eventueel nog verschuldigde bedragen zullen worden verrekend met de genoemde opeisbare schadevergoeding. Dit betekent dat Topgeschenken de gefixeerde schadevergoeding bij de eindafrekening rechtsgeldig heeft verrekend met het nog aan werkneemstertrant verschuldigde loon. De vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW is alleen van toepassing op de bevoegdheid om een verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van een gefixeerde schadevergoeding in te dienen bij de kantonrechter en niet op de bevoegdheid om deze vergoeding te verrekenen.