Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 september 2017
ECLI:NL:RBOBR:2017:4873

werkneemster/werkgever

Werkneemster heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een ABC-overeenkomst. Op basis van de feitelijke situatie is er desondanks sprake van een overgang van onderneming.

Feiten

Bij tussenvonnis van 18 mei 2017 is werkneemster in de gelegenheid gesteld om een onderbouwing in het geding te brengen van haar stelling dat aan de overgang van onderneming een zogenaamde ABC-overeenkomst ten grondslag ligt, op grond waarvan haar oorspronkelijke werkgever de onderneming (waaronder de inventaris, naam, handelsnaam, de activiteiten en het personeel) heeft overgedragen aan X via de verhuurder van het bedrijfspand.

Oordeel

Werkneemster heeft in het geding gebracht de overeenkomst van bedrijfsoverdracht d.d. 31 augustus 2016. Deze overeenkomst is volgens werkneemster gesloten tussen Partycentrum De Kentering BV als verkoper, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de oorspronkelijk werkgever van werkneemster en De Kentering Rosmalen BV als koper, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de verhuurder. De kantonrechter stelt vast dat uit de tekst van de door werkneemster overgelegde ‘overeenkomst van bedrijfsoverdracht’ niet is op te maken dat er naast de daarin genoemde contractspartijen (Partycentrum De Kentering BV en De Kentering Rosmalen BV) nog andere partijen zijn, die op welke wijze dan ook betrokken zijn bij de afspraken die de contractspartijen hebben vastgelegd. Dit rechtvaardigt op zichzelf echter nog niet de conclusie dat er geen sprake is van overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW. Voor een oordeel daarover is namelijk niet uitsluitend van belang wat er op schrift is geregeld. Evenzeer van belang is welke conclusies getrokken kunnen worden uit de (van de schriftelijke regeling afwijkende) feitelijke situatie. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een feitelijke situatie die kwalificeert als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Uit de feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate dat in het bedrijfspand horeca-activiteiten zijn voortgezet, zonder enige noemenswaardige onderbreking in tijd en onder een naam die zeer grote overeenkomsten vertoont met die van het eerdere bedrijf. Er is handelsvoorraad overgenomen en de inventaris uit het eerdere bedrijf is gekocht en in het nieuwe bedrijf benut. Een deel van het personeel is op grotendeels gelijke voorwaarden opnieuw voor korte of langere tijd in dienst getreden van het nieuwe bedrijf en een belangrijk deel van de reeds geplande activiteiten heeft doorgang gevonden wat de veronderstelling rechtvaardigt dat ook in de klantenkring geen grote wijzigingen hebben plaatsgevonden. Dit volgt ook uit media-uitlatingen van X zelf. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 18 mei 2017.