Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 25 juni 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:3285
werkneemster/werkgever
Feiten
Werkgever is een familiebedrijf dat zich richt op personenvervoer. Op 1 februari 2017 is A door de aandeelhouders van werkgever benoemd tot (zelfstandig bevoegde) statutair directeur van werkgever. Werkneemster is op 1 februari 2017 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van werkgever.
Op enig moment is tussen werkneemster en A een affectieve relatie ontstaan. Op 10 april 2017 zijn in een bijeenkomst – onder meer georganiseerd door de tweelingzus van werkneemster, die werkzaam was bij het sinds 8 februari 2017 ook door A geleide bedrijf [bedrijfsnaam 1] – beschuldigingen gedaan aan het adres van A. Werkneemster was op deze bijeenkomst aanwezig. Op 22 september 2017 hebben de aandeelhouders van werkgever A als statutair directeur ontslagen. In de ochtend van 25 september 2017 heeft werkneemster zich per e-mail ziek gemeld bij werkgever. Bij brief van 25 september 2017 heeft werkgever ([B] , algemeen directeur) werkneemster op staande voet ontslagen. Bij vonnis van 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, werkgever in staat van faillissement verklaard.
Oordeel
Werkgever heeft aan het ontslag op staande voet op 25 september 2017 ten grondslag gelegd dat werkneemster essentiële informatie over A heeft achtergehouden voor zijn (aandeelhouders), terwijl vanuit haar functie verwacht had mogen worden dat zij die informatie had gedeeld. Die informatie betreft de veroordeling van A voor oplichting en verduistering tijdens zijn eerdere dienstbetrekking bij Frigo Group Logistics B.V. en/of Frigo Group B.V., de veroordeling van A om aanzienlijke bedragen aan Frigo terug te betalen (vanwege gebruik voor privédoeleinden) en de terminale ziekte van A. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen deze aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden het ontslag echter niet dragen. Weliswaar heeft werkneemster de veroordelingen en privésituatie van A en de kennis die zij daarvan had niet betwist, niet, althans onvoldoende, is komen vast te staan dat werkneemster wist dat (de aandeelhouders van) werkgever (de familie X ), daarvan niet op de hoogte was. Werkneemster heeft juist ter zitting verklaard dat zij ervan uitging dat [B] en [F] (controller bij werkgever) al langer op de hoogte waren. Het door werkgever op 25 september 2017 aan werkneemster verleende ontslag op staande voet zal dan ook worden vernietigd. Aan het op 9 oktober 2017 gegeven voorwaardelijke ontslag op staande voet heeft werkgever ten grondslag gelegd dat werkneemster zelf ook heeft meegedaan aan en geprofiteerd van de misdragingen van A, namelijk het voor privédoeleinden contractueel binden van de onderneming. Naar het oordeel van de kantonrechter had werkneemster niet met deze overeenkomsten mogen instemmen, in ieder geval niet zonder verdere verificatie en/of melding binnen de onderneming van werkgever, althans bij de aandeelhouders (de familie X). Werkgever werd immers voor privédoeleinden van werkneemster gebonden en droeg daarmee het betalingsrisico. Deze handelwijze van werkneemster wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op haar rustende verplichting zich jegens werkgever als goed werknemer te gedragen en daarmee als een dermate ernstige inbreuk op het vertrouwen dat werkgever in haar moet kunnen stellen, dat van werkgever redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst na 9 oktober 2017 te laten voortduren. Eveneens wordt aangenomen dat het ontslag op staande voet op 9 oktober 2017 onverwijld is gegeven nadat werkgever op de hoogte was geraakt van de betrokkenheid van werkneemster. Het verzoek van werkneemster tot vernietiging van het (voorwaardelijk) ontslag op staande voet op 9 oktober 2017 zal worden afgewezen. Het voorgaande betekent dat de door werkneemster gevorderde verklaring voor recht dat dit ontslag niet rechtsgeldig en onregelmatig is, eveneens zal worden afgewezen. De curator heeft de procedure wat betreft de tegenverzoeken van werkgever overgenomen. De kantonrechter veroordeelt werkneemster tot betaling aan de curator van € 1.470,34 ter zake van de kosten van de leaseauto over de periode van 9 oktober 2017 tot 8 december 2017 en € 333 ter zake van verkeersboetes.