Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 2 oktober 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:4049
werkneemster/Thermaflex International Holding B.V.
Feiten
Werkneemster is op 1 mei 2011 bij Thermaflex International Holding B.V. (‘Thermaflex’) in dienst getreden. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie Chief Organisation Development Officer (CODO). Op 25 februari 2013 heeft werkneemster zich ziek gemeld met spanningsklachten. Na re-integratieactiviteiten heeft werkneemster zich op 2 december 2014 beter gemeld. Op 10 maart 2015 heeft Thermaflex bij het UWV Werkbedrijf een aanvraag ingediend om toestemming te verlenen om het dienstverband met werkneemster te beëindigen, omdat de arbeidsrelatie duurzaam ernstig is verstoord. Bij beschikking van 8 mei 2015 heeft UWV Werkbedrijf de gevraagde toestemming verleend. Bij brief van 13 mei 2015 heeft Thermaflex de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 30 juni 2015. Werkneemster vordert bij de kantonrechter om Thermaflex te veroordelen om aan werkneemster te voldoen een bedrag van € 41.274 bruto ter zake van door werkneemster te lijden loonschade, een bedrag van € 55.254 bruto ter zake van door werkneemster te lijden pensioenschade en een bedrag van € 5.251,40 netto ter zake van de door werkneemster gemaakte kosten ter vaststelling van de door haar geleden schade. In het eindvonnis van 14 september 2016, waarvan beroep, heeft de kantonrechter de vorderingen van werkneemster afgewezen. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in hoger beroep.
Oordeel
Het hof dient niet de procedure voor het UWV over te doen, maar dient zelfstandig te oordelen over de vraag of sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd blijkt dat de functiewensen van werkneemster – niet onder strategisch niveau en met mandaat – niet overeenkomen met de visie van Thermaflex op de door werkneemster uit te oefenen functie. Werkneemster heeft niet voldoende onderbouwd dat zo een functie met haar is overeengekomen. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat afspraken dienaangaande met Thermaflex zijn gemaakt, zijn gesteld noch gebleken. Nu werkneemster op 14 november 2014 te kennen heeft gegeven dat terugkeer in een functie onder strategisch niveau en zonder mandaat geen haalbare gezonde optie voor haar was, terwijl is gesteld noch gebleken dat werkneemster – ook niet nadat zij zich hersteld had gemeld – haar functie wilde uitvoeren zonder dat deze volledig aan haar wensen voldeed, dient te worden geoordeeld dat partijen in een situatie zijn beland die als een onherstelbare ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie heeft te gelden. Bewijslevering dat sprake is van een valse reden is gezien het voorgaande niet aan de orde. De grief faalt. Naar het oordeel van het hof faalt ook grief 2. Partijen zijn in een situatie beland die als een onherstelbare ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie heeft te gelden. Dat een verlenging van het eerste spoor tot andere functiewensen van werkneemster zou hebben geleid, in die zin dat zij haar wens dat de functie zuiver strategisch (in de zin van niet uitvoerend en geen details) zou zijn en met mandaat, zou laten vallen, is gesteld noch gebleken. Reeds gezien het voorgaande is van een niet willen laten re-integreren door Thermaflex of van het onterecht en te vroeg afbreken van een re-integratie in het eerste spoor door Thermaflex geen sprake, althans dat is niet of onvoldoende relevant. Er kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een valse of voorgewende reden. Anders dan werkneemster betoogt, kan niet worden geoordeeld dat de verstoring in de arbeidsverhouding alleen maar betrekking heeft op de periode die is gevolgd nadat CEO op 21 november 2014 aan werkneemster mededeelde de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen en de verstoring van de arbeidsrelatie daarmee aan Thermaflex is te wijten. Thermaflex had er alle belang bij de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Niet kan worden geoordeeld dat de gevolgen van de opzegging voor werkneemster te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Thermaflex bij de opzegging, ook niet wanneer het hof alle omstandigheden tezamen in de beoordeling betrekt. Omdat alle grieven falen, dient het vonnis waarvan beroep te worden bekrachtigd.