Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Regie Autoschade B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 9 november 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:10580

werknemer/Regie Autoschade B.V.

Arbeidsovereenkomst opgezegd met toestemming van het UWV op de a-grond. Werknemer verzoekt betaling reguliere transitievergoeding. Werkgever beroept zich op overbruggingsregeling. Voldaan aan de in artikel 24 van de Ontslagregeling gestelde voorwaarden voor toepassing van de overbruggingsregeling.

Feiten

Werknemer is op 10 maart 1985 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van Regie Autoschade B.V. (hierna: ‘Regie’) in de functie van carrosseriebewerker/spuiter. Op 15 februari 2018 heeft Regie aan het UWV toestemming gevraagd voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werknemer op grond van bedrijfseconomische omstandigheden waardoor Regie haar onderneming zou staken. Het UWV heeft bij beslissing van 11 april 2018 toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. Daarnaast heeft het UWV bij brief van dezelfde datum verklaard dat Regie voldoet aan de voorwaarden van de overbruggingsregeling. Regie heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd tegen 1 augustus 2018. Op 31 augustus 2018 heeft Regie aan werknemer een transitievergoeding van € 2.958 netto betaald. Werknemer verzoekt om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat hij recht heeft op de volledige transitievergoeding van € 57.495 bruto. Verder verzoekt werknemer de kantonrechter Regie te veroordelen tot betaling van het netto-equivalent van deze transitievergoeding, verminderd met de reeds verrichte betaling van € 2.958 bruto. Regie voert verweer en verzoekt voor recht te verklaren dat zij voldoet aan de overbruggingsregeling.

Oordeel

Niet in geding is dat is voldaan aan de door artikel 7:673 lid 1 BW gestelde voorwaarden voor toepassing van de overbruggingsregeling. Wel twisten partijen over de vraag of ook is voldaan aan de (nadere) voorwaarden die in de (ministeriële) Ontslagregeling in artikel 24 lid 2 aanhef en onder a. tot en met c. zijn neergelegd om gebruik te kunnen maken van de overbruggingsregeling. Werknemer voert in deze procedure aan dat niet alleen het resultaat van Regie maar ook het resultaat van de andere ondernemingen van de groep waar Regie onderdeel van uitmaakte daarbij dient te worden betrokken. Hij verwijst daartoe onder andere naar een beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam van 14 maart 2017. Anders dan de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld biedt artikel 24 lid 1 van de Ontslagregeling daarvoor echter geen grondslag. In artikel 24 lid 1 van de Ontslagregeling is namelijk slechts bepaald dat, indien de werkgever onderdeel uitmaakt van een groep, artikel 7:673d BW niet van toepassing is als de werkgevers binnen die groep samen (gemiddeld) 25 of meer werknemers in dienst hadden. Artikel 24 lid 1 van de Ontslagregeling bepaalt dus niet dat ook het resultaat van de ondernemingen van die andere werkgevers bij de beoordeling of is voldaan aan het bepaalde in artikel 24 lid 2 aanhef en onder a van de Ontslagregeling betrokken dient te worden. Artikel 24 lid 2 aanhef en onder a van de Ontslagregeling biedt daar ook geen grondslag voor. Integendeel zelfs, want daarin staat dat het resultaat van de onderneming van de werkgever bepalend is. Garage Regie B.V. en Regie Werkplaats B.V. waren geen werkgevers van werknemer dus ingevolge de Ontslagregeling zijn de door deze ondernemingen gerealiseerde resultaten in deze zaak niet relevant. Werknemer heeft ook betoogd dat op grond van de onderlinge verwevenheid tussen de ondernemingen binnen de Regie-groep het nettoresultaat moet worden berekend op grond van de resultaten van alle ondernemingen binnen de groep. Dit betoog slaagt evenmin. Regie heeft in voldoende mate aannemelijk weten te maken dat haar activiteiten en klantenkring wezenlijk verschilden van die van de andere ondernemingen binnen haar groep. Werknemer heeft verder betoogd dat het door Regie gestelde negatieve resultaat onjuist is omdat Regie werkzaamheden zwart heeft laten verrichten door haar werknemers zodat die (zwarte) omzet ten onrechte niet is betrokken bij het behaalde resultaat. Regie heeft deze stelling van werknemer echter betwist en werknemer heeft geen verdere onderbouwing op dit punt gegeven. Ook heeft werknemer met zijn te algemene stelling dat de omzet is gedaald terwijl de omvang van de werkzaamheden gelijk is gebleven niet aan kunnen tonen dat het door Regie gestelde negatieve resultaat onjuist is. Regie heeft er terecht op gewezen dat de omvang van de werkzaamheden niets zegt over het behaalde resultaat temeer daar het werk verlieslijdend was. Het negatieve eigen vermogen in 2017 bedroeg volgens Regie € 84.679. Werknemer heeft betoogd dat er nog activa van enige waarde aanwezig waren en dat die activa ten onrechte niet door Regie bij de vaststelling van het eigen vermogen zijn betrokken. Werknemer wijst in dit verband op de nog aanwezige compressor en een spuitcabine. Ook dit standpunt van werknemer wordt verworpen want hij heeft niet kunnen aantonen dat deze zaken een waarde van € 84.679 of hoger vertegenwoordigen. Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat is voldaan aan de in artikel 24 van de Ontslagregeling gestelde voorwaarden voor toepassing van de overbruggingsregeling. Hieruit volgt dat het verzoek van werknemer zal worden afgewezen.