Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 oktober 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:3867

werkgever/werknemer

Teamleider die zonder toestemming, onbetaald en anders dan via de personeelswinkel producten van werkgever (bestemd voor vernietiging) meeneemt, handelt ernstig verwijtbaar en heeft geen recht op de transitievergoeding.

Feiten

Werknemer is in 1994 in dienst getreden bij werkgever, een onderneming die zich toelegt op de productie van en handel in gesneden groente. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van Teamleider afdeling continu. Op 5 mei 2017 heeft werknemer omstreeks 16:27 uur groenten die waren bestemd om te worden vernietigd, zogenoemde ‘derving’, onbetaald en anders dan via de personeelswinkel meegenomen van de werklocatie. In eerste aanleg is de arbeidsovereenkomst met werknemer op verzoek van werkgever ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van werknemer. Volgens de kantonrechter is geen sprake geweest van ernstig verwijtbaar handelen, zodat werknemer recht heeft op de transitievergoeding.

Oordeel

Het hof stelt voorop dat het de medewerkers van werkgever in de personeelsgids verboden is om op andere wijze dan via de personeelswinkel producten van werkgever mee te nemen. Verder staat vast dat binnen de organisatie van werkgever een procedure bestaat die inhoudt dat door de locatiemanager van werkgever wordt besloten of producten door het personeel mogen worden meegenomen, dat dit besluit door hem aan de directiesecretaresse wordt meegedeeld en dat zij hierover een e-mail stuurt aan de leidinggevenden die op hun beurt de boodschap onder de medewerkers verspreiden. Gesteld noch gebleken is dat op 5 mei 2017 een e-mail van de directiesecretaresse binnen werkgever is rondgestuurd waarin stond dat de medewerkers producten mochten meenemen. Thans ligt dan ook de vraag voor of werknemer in weerwil van het voorgaande gerechtvaardigd erop heeft kunnen vertrouwen dat er op 5 mei 2017 toestemming van werkgever was om producten mee te nemen. Het hof overweegt in dat kader als volgt. Dat collega’s die buiten bezig waren de derving weg te gooien tegen werknemer hebben gezegd dat er toestemming voor het meenemen van de derving was en dat zij zelf ook producten meenamen, dat de derving op een plek stond waar alle medewerkers langskwamen van en naar de parkeerplaats, alsook dat het een feestdag was, waren geen redenen voor werknemer om zonder meer ervan uit te kunnen gaan dat werkgever die toestemming daadwerkelijk had gegeven. De collega’s – Poolse uitzendkrachten – waren ondergeschikt aan werknemer en werknemer had op dit punt een eigen verantwoordelijkheid. Dat werknemer die dag zijn e-mail niet heeft gecheckt om een en ander te controleren, is onzorgvuldig geweest en komt voor zijn rekening. Voor zover werknemer heeft willen betogen dat er binnen werkgever ten aanzien van het meenemen van producten een gedoogcultuur bestond, is het hof van oordeel dat werknemer deze stelling onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Werkgever heeft onweersproken gesteld dat er in het verleden medewerkers zijn ontslagen vanwege het onbevoegd meenemen van producten. Het hof is dan ook van oordeel dat werknemer niet gerechtvaardigd erop heeft kunnen vertrouwen dat er op 5 mei 2017 toestemming was derving mee naar huis te nemen. Door dit te doen heeft werknemer in strijd gehandeld met de voor hem kenbare, binnen werkgever geldende regels. Gelet op de leidinggevende functie die werknemer had, het feit dat hij in het bijzijn van ondergeschikten de regels van werkgever heeft overtreden, het evidente belang van werkgever bij handhaving van de binnen zijn organisatie geldende regels op dit punt, kan werknemer in dit kader een ernstig verwijt worden gemaakt als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Dat werknemer een lang dienstverband bij werkgever heeft gehad doet hieraan niet af. Werknemer heeft dan ook geen recht op de transitievergoeding.