Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 oktober 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:3866

werkgever/werknemer

Leidinggevende die zonder toestemming, onbetaald en anders dan via de personeelswinkel producten van werkgever (bestemd voor vernietiging) meeneemt, handelt ernstig verwijtbaar en heeft geen recht op de transitievergoeding.

Feiten

Werknemer is in 1998 in dienst getreden bij werkgever, een onderneming die zich toelegt op de productie van en handel in gesneden groente. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van Allround Operator afdeling Milieustraat. Op 5 mei 2017 heeft werknemer omstreeks 16:31 uur een aantal maaltijdsalades die waren bestemd om te worden vernietigd, zogenoemde ‘derving’, onbetaald en anders dan via de personeelswinkel meegenomen van de werklocatie. In eerste aanleg is de arbeidsovereenkomst met werknemer op verzoek van werkgever ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van werknemer. Volgens de kantonrechter is geen sprake geweest van ernstig verwijtbaar handelen, zodat werknemer recht heeft op de transitievergoeding.

Oordeel

Het hof stelt voorop dat het de medewerkers van werkgever in de personeelsgids verboden is om op andere wijze dan via de personeelswinkel producten van werkgever mee te nemen. Verder staat vast dat werknemer geen expliciete toestemming heeft gehad van de daartoe bevoegde persoon om op 5 mei 2017 derving mee te nemen. Thans ligt dan ook de vraag voor of werknemer gerechtvaardigd erop heeft kunnen vertrouwen dat er op 5 mei 2017 toestemming van werkgever was om producten mee te nemen. Het hof heeft in dat kader twee getuigen gehoord. De eerste getuige heeft verklaard dat het niet juist is dat zij op de bewuste dag tegen werknemer heeft gezegd dat derving mocht worden meegenomen. Daarnaast heeft zij verklaard dat iedereen weet van de regel dat je geen derving mee mag nemen zonder toestemming. De tweede getuige, de toenmalig leidinggevende van werknemer, heeft verklaard dat hij op 4 mei 2017 werknemer heeft gesproken en hem toen de opdracht heeft gegeven de derving die buiten stond weg te gooien. Als gevolg van een foute planning die week moest er zo veel worden weggegooid dat het duidelijk was dat het vernietigen van derving niet op 4 mei afgemaakt kon worden en dat daarmee op 5 mei 2017 verdergegaan moest worden. Die opdracht gold dus ook voor 5 mei 2017, aldus de getuige. Het hof acht beide getuigenverklaringen overtuigend. Gelet op deze verklaringen en de (leidinggevende) positie die deze getuigen vervullen, bestaat onvoldoende grond om aan te nemen dat werknemer gerechtvaardigd erop heeft kunnen vertrouwen dat er toestemming was de derving op 5 mei 2017 mee te nemen. Dat collega’s die buiten bezig waren de derving weg te gooien tegen werknemer hebben gezegd dat er toestemming voor het meenemen van de derving was en dat zij zelf ook producten meenamen, dat de derving op een plek stond waar alle medewerkers langskwamen van en naar de parkeerplaats, alsook dat het een feestdag was, waren geen redenen voor werknemer om zonder meer ervan uit te kunnen gaan dat werkgever die toestemming daadwerkelijk had gegeven. De collega’s – Poolse uitzendkrachten – waren ondergeschikt aan werknemer en werknemer had op dit punt een eigen verantwoordelijkheid. Werkgever heeft onweersproken gesteld dat er in het verleden medewerkers zijn ontslagen vanwege het onbevoegd meenemen van producten. Gelet op de leidinggevende functie die werknemer had, het feit dat hij in het bijzijn van ondergeschikten de regels van werkgever heeft overtreden, het evidente belang van werkgever bij handhaving van de binnen zijn organisatie geldende regels op dit punt, kan werknemer in dit kader een ernstig verwijt worden gemaakt als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Dat werknemer een lang dienstverband bij werkgever heeft gehad doet hieraan niet af. Werknemer heeft dan ook geen recht op de transitievergoeding.