Naar boven ↑

Rechtspraak

Altuïtion B.V./werkneemster
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 7 januari 2019
ECLI:NL:RBOBR:2019:83

Altuïtion B.V./werkneemster

Schriftelijkheidsvereiste concurrentiebeding. Enkel de reactie 'Ik ben in principe akkoord met de arbeidsovereenkomst' van werkneemster is onvoldoende om de rechtsgeldigheid van het in die arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding aan te nemen.

Feiten

Werkneemster is op 16 januari 2017 bij Altuïtion B.V. in dienst getreden. Zij was werkzaam als Senior Consultant. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is tweemaal verlengd en per 1 augustus 2018 geëindigd. Op 12 juli 2018 is aan werkneemster een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden. Werkneemster heeft hierop gereageerd in principe akkoord te zijn met de arbeidsovereenkomst, maar dat zij nog wat vragen had over de salarisverhoging en de leaseauto. In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is een concurrentiebeding opgenomen. Werkneemster heeft op 21 september 2018 de arbeidsovereenkomst met Altuïtion opgezegd en tegelijkertijd kenbaar gemaakt dat zij per 1 november 2018 een baan heeft geaccepteerd bij Kantar TNS (TNS Nipo B.V.). Altruïtion vordert thans in kort geding een verbod voor werkneemster te handelen in strijd met het concurrentiebeding.

Oordeel

Niet ter discussie staat dat werkneemster met Altuïtion een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten door 'in principe' akkoord te gaan met de aan haar toegezonden conceptarbeidsovereenkomst en vanaf 1 augustus 2018 haar werkzaamheden voor Altuïtion voort te zetten. Voor de rechtsgeldigheid van een concurrentiebeding geldt op de voet van artikel 7:653 lid 1 sub b BW evenwel dat het schriftelijk dient te zijn overeengekomen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter ligt, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2017 (zie AR 2017-0245), in het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 sub b BW besloten dat sprake dient te zijn van een door de werknemer ondertekend document waarin het concurrentiebeding is opgenomen dan wel waarin naar een bijgevoegde bijlage wordt verwezen waarin het concurrentiebeding is opgenomen, dan wel waarin de werknemer uitdrukkelijk verklaart dat hij instemt met het concurrentiebeding. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. De enkele reactie van werkneemster op de e-mail van Altuïtion waarbij het arbeidscontract met daarin het concurrentiebeding is toegezonden, met de tekst 'Ik ben in principe akkoord met de arbeidsovereenkomst' is niet voldoende om de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding aan te nemen. In dit verband merkt de kantonrechter nog op dat het vaak voorkomt dat een werkgever een (aanstaande) werknemer een conceptarbeidsovereenkomst toestuurt en dat de werknemer aan de werkgever mededeelt dat hij akkoord is met het contract. De ondertekening ervan vindt dan meestal op een later moment plaats. Dat de werknemer met de enkele mededeling dat hij akkoord is ook instemt met een eventueel in het contract opgenomen concurrentiebeding en hij de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen, valt niet met zekerheid te zeggen. De ondertekening van de arbeidsovereenkomst is het formele moment waarop de werknemer zich ervan bewust dient te zijn dat hij zich committeert aan alle bepalingen van dat contract, inclusief een eventueel concurrentiebeding. Dan mag van hem worden verwacht dat hij de inhoud ervan goed heeft overwogen. De ondertekening moet aldus, gelet op de door de Hoge Raad genoemde bijzondere waarborg die in het vereiste van geschrift is gelegen, als een essentieel element van de eisen voor de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding worden aangemerkt. In dit geval geldt er geen concurrentiebeding tussen partijen, zodat de vordering van Altuïtion wordt afgewezen.