Naar boven ↑

Rechtspraak

Neptunus B.V./werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 januari 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:72

Neptunus B.V./werknemer

Werkgever is aansprakelijk voor werknemer die bij het betreden van een bak van een hoogwerker struikelt over een op de vloer van de bak liggende boormachine. Werkgever had eenvoudige en betaalbare voorzieningen kunnen treffen die het ongeluk had kunnen voorkomen.

Feiten

Werknemer is in dienst bij Neptunus B.V. (hierna: ‘Neptunus’) als eerste monteur. Neptunus is verzekerd tegen aansprakelijkheid bij Amlin Insurance SE (hierna: ‘Amlim’). Op 10 februari 2015 was werknemer voor Neptunus werkzaam op de Maasvlakte in Rotterdam. Neptunus werkte daar in opdracht van Allseas mee aan de opbouw van een tent op het dek van een (groot) zeeschip. Werknemer was die dag vanuit een schaarhoogwerker van Neptunus bezig met het aanbrengen van traptreden in een trap. Hij gebruikte daarbij diverse gereedschappen. Deze gereedschappen legde hij na gebruik los in de bak van de hoogwerker. Op enig moment is werknemer gaan staan op de accuboor die zich op de grond van de bak bevond. Werknemer heeft als gevolg daarvan zijn knie verdraaid. Bij brief van zijn gemachtigde van 13 november 2015 heeft werknemer Neptunus aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval van 10 februari 2015. Werknemer heeft de kantonrechter verzocht een verklaring voor recht te verstrekken dat Neptunus in haar hoedanigheid van werkgever van werknemer aansprakelijk is voor het bedrijfsongeval van 10 februari 2015 op grond van artikel 7:658 BW. Verder heeft werknemer de kantonrechter verzocht tot veroordeling van Amlin en/of Neptunus tot vergoeding van de nader bij staat op te maken en volgens de wet te vereffenen schade. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen. Tegen dit oordeel keren Amlin en Neptunus zich in hoger beroep.

Oordeel

Indien de plaats waar de werkzaamheden worden verricht eraan in de weg staat dat de werkgever direct toezicht houdt op de naleving van de door hem gegeven instructies, dient deze zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Het antwoord op de vraag welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen maatregelen. In het onderhavige geval staat vast dat werknemer afwisselend met verschillende gereedschappen diende te werken in de beperkte ruimte van de bak van de hoogwerker om op hoogte verschillende montagehandelingen te verrichten. Door de inrichting van de bak van de hoogwerker was het, bij afwezigheid van een gereedschapsriem en een instructie over de mogelijkheid van het gebruik van de haak van de accuboor, onvermijdelijk, althans voor Neptunus te voorzien dat werknemer tijdens zijn werkzaamheden telkens zijn gereedschappen op de vloer van de bak van de hoogwerker neerlegde. Dat vormde een struikelrisico. Dit gevaar was onderkend door Neptunus en ook opgenomen in de RI&E. Van een gevaar van alledag kan daarom niet worden gesproken, als daarmee bedoeld wordt dat de omstandigheden waaronder de werkzaamheden verricht moesten worden geen verhoging van het ‘normale’ risico ‘van alledag’ opleverden. Het gevaar om te struikelen in een bak op (grote) hoogte stelt, gelet op de ernst die de gevolgen van een dergelijke struikelpartij voor de betrokken werknemer kunnen hebben, hoge eisen aan het te hanteren veiligheidsregime. Van Neptunus had daarom redelijkerwijs verwacht mogen worden dat zij specifieke maatregelen had genomen om het struikelrisico te beperken. Neptunus had, niettegenstaande haar VCA-certificering en de externe toetsing van de RI&E, niet mogen volstaan met het geven van waarschuwingen en instructies aan haar werknemers om looppad en werkplek vrij van obstakels en opgeruimd te houden. Het was voor Neptunus mogelijk eenvoudige en betaalbare voorzieningen te treffen om de werknemer in staat te stellen het gereedschap in de hoogwerker zo opgeruimd te houden dat het geen, althans een relevant lager, struikelrisico opleverde. Daargelaten of een gereedschapsriem in deze situatie bruikbaar zou zijn geweest, zoals namens werknemer is bepleit maar door Amlin c.s. is betwist, had Neptunus redelijkerwijs haar werknemers in ieder geval de specifieke instructie dienen te geven om de accuboor met de haak aan het valharnas op te hangen en/of had Neptunus de hoogwerker redelijkerwijs dienen te voorzien van een op een veilige plaats bevestigde gereedschapsbak. De veiligheidsmaatregelen van andere aard die Allseas voor de werkzaamheden op het schip getroffen had, doen hier niet aan af. De vraag of Neptunus aan de op haar als werkgever rustende zorgplicht heeft voldaan, moet gezien het vorenstaande ontkennend worden beantwoord. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.