Naar boven ↑

Rechtspraak

Vennootschap/vakbond(en)
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22 januari 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:178

Vennootschap/vakbond(en)

Werkgever mocht jubileumuitkeringen niet eenzijdig afschaffen. Niet voldaan aan de vereisten uit Stoof/Mammoet.

Feiten

Werkgever is in 2006 verzelfstandigd en afgesplitst van [onderneming]. Werkgever heeft om deze reden met de bonden afspraken gemaakt over de arbeidsvoorwaarden die bij werkgever zouden gaan gelden. De afspraken werden als bijlage bij de afgesloten cao’s gevoegd. In de cao is een Regeling arbeidsvoorwaarden (RAV) opgenomen, onder andere met betrekking tot dienstjubilea. Eenzijdig heeft werkgever het recht op jubileumuitkeringen geschrapt. Voor het overige heeft zij de RAV in stand gelaten. De bonden hebben in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat de eenzijdige wijziging niet rechtmatig was. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de bonden bevoegd zijn om de vorderingen in te stellen op grond van artikel 3:305a BW en heeft hij de vordering toegekend. Werkgever komt op tegen dit oordeel en vordert vernietiging van het vonnis en tot het alsnog niet-ontvankelijk verklaren van de bonden.

Oordeel

De eerste grief richt zich tegen het oordeel dat de bonden bevoegd zijn tot het instellen van de vorderingen. Het hof verwerpt deze grief. De belangen van de werknemers bij behoud van de jubileumuitkering lenen zich voor bundeling. Het is wenselijk dat in één geding wordt beslist, zodat daarvoor geen vele zaken tussen individuele werknemers en werkgever nodig zijn. De grieven van werkgever gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat werkgever niet als goed werkgever handelde door de jubileumregeling af te schaffen falen ook. Uitgangspunt is dat in de arbeidsvoorwaarden bij werkgever geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen, zodat de beoordelingsmaatstaf wordt ontleend aan de dubbele redelijkheidstoets van de Hoge Raad in Stoof/Mammoet. Het hof oordeelt dat het voorstel van werkgever niet redelijk is. Dat er een overgangsregeling is overeengekomen doet daar niet aan af. Er is geen logisch verband gebleken tussen het instellen van het employability budget en het afschaffen van de jubileumuitkering. Werkgever heeft niet aannemelijk gemaakt dat het afschaffen van de jubileumuitkering nodig is met het oog op de modernisering van zijn personeelsbeleid. Het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.