Naar boven ↑

Rechtspraak

AZL N.V./werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 maart 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:1155

AZL N.V./werknemer

Tegen het achterwege laten van een verwijzing staat in beginsel geen voorziening open. Het beroep op de doorbrekingsleer treft daarnaast geen doel.

Feiten

Werknemer heeft in eerste aanleg (kort samengevat) gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat AZL jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en dat AZL verplicht is de schade die hij dientengevolge heeft geleden te vergoeden. Verder heeft werknemer veroordeling gevorderd van AZL tot betaling van nader genoemde bedragen (van minimaal € 100.000) als schadevergoeding. AZL heeft gevorderd dat de kamer voor kantonzaken zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank, omdat de gevorderde schadevergoeding van ruim € 100.000 geen aardvordering of andersoortige vordering betreft op grond waarvan de kamer voor kantonzaken bevoegd is van de zaak kennis te nemen. Werknemer heeft daartegen ingebracht dat zijn vordering is terug te voeren op het onderwerp ‘pensioen’ en dat de kantonrechter om die reden op grond van artikel 216 Pensioenwet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De kantonrechter heeft zich, onder verwijzing naar hetgeen in de memorie van toelichting op artikel 216 Pensioenwet is opgenomen, bevoegd geacht van het geschil kennis te nemen. AZL is tegen die beslissing in hoger beroep gekomen.

Oordeel

Tegen het achterwege laten van verwijzing staat geen voorziening open. Dit wordt niet anders door de beslissing van de kantonrechter om verlof te verlenen om tussentijds hoger beroep in te stellen. Het beroep van AZL op de zogenaamde doorbrekingsleer kan daarnaast niet worden gevolgd. AZL stelt dat de kantonrechter onterecht toepassing heeft gegeven aan artikel 216 Pensioenwet. Het hof oordeelt, met verwijzing naar vaste jurisprudentie, dat verkeerde toepassing van de wet geen grond is voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod. Voor zover AZL heeft bedoeld te stellen dat de kantonrechter artikel 71 lid 1 Rv had moeten toepassen (dus had moeten verwijzen), maar dat ten onrechte niet heeft gedaan is het hof van oordeel dat de strekking van het rechtsmiddelenverbod niet kan worden doorbroken op grond van de stelling dat de kantonrechter in dit geval ten onrechte artikel 71 lid 1 Rv had moeten toepassen. Het gaat immers slechts om een vlot verloop van de procesgang. De meerwaarde van een debat in twee instanties over de vraag of de kantonrechter de zaak moet behandelen of een kamer voor andere zaken dan kantonzaken binnen dezelfde rechtbank, weegt niet op tegen het belang van een voortvarend verloop van de procedure. Het hof verklaart AZL niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.