Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 18 juli 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:2695
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer is op 10 maart 1985 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) werkgeefster. Bij beslissing van 11 april 2018 heeft het UWV toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Het UWV heeft daarnaast verklaard dat werkgeefster voldoet aan de voorwaarden van de overbruggingsregeling. Werknemer heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht te bepalen dat hij recht heeft op de volledige transitievergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen en voor recht verklaard dat werkgeefster voldoet aan de overbruggingsregeling. Werknemer komt op tegen het vonnis.
Oordeel
Werknemer stelt dat de schuld van werkneemster aan vennootschap 2 niet als kortlopende schuld moet worden aangemerkt, maar als langlopende schuld. Dat heeft als gevolg dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 24 lid 2 sub c van de Ontslagregeling. Het hof volgt werknemer hierin. Werkgeefster heeft niet aangevoerd dat zij gehouden was om de schuld aan vennootschap 2 binnen een jaar af te lossen en uit de jaarrekening blijkt dat daarover geen afspraken zijn gemaakt. Het hof is om deze reden van oordeel dat er geen grond is om de schuld aan vennootschap aan te merken als schuld met een resterende looptijd van hooguit een jaar. Werkgeefster heeft dan ook niet voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld aan toepassing van de overbruggingsregeling en het hoger beroep van werknemer slaagt.