Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 30 juni 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:5805
Feiten
Werknemer is in dienst van B&S Transport B.V. Op 24 januari 2020 heeft B&S Transport werknemer per brief laten weten dat zij die dag tijdens een gesprek in gezamenlijk overleg hebben besloten ‘om uit elkaar te gaan’. Werknemer heeft verzocht de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en B&S Transport te verplichten hem weer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden. B&S Transport heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van opzegging van de arbeidsovereenkomst, maar dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden is geëindigd.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat de brief van 24 januari 2020 waar beide partijen zich op beroepen geen aanknoping biedt voor een opzegging van de arbeidsovereenkomst door B&S Transport. De term opzegging komt niet voor in de brief en de passages ‘hebben wij tijdens uw bezoek aan kantoor, in gezamenlijk overleg besloten en tevens overeengekomen, dat het verstandiger zou zijn om uit elkaar te gaan’ en hetgeen volgt in de alinea daarna ‘Hierbij bevestigen wij dan ook dat wij uw arbeidscontract, (…) hebben beëindigd.’ wijzen evenmin op opzegging door B&S Transport. Het primaire verzoek van werknemer wordt dan ook niet gedragen door aantasting van een opzegging van de arbeidsovereenkomst en ontbeert een grondslag. Uit het verzoekschrift van werknemer blijkt wel dat hij (primair) een loonvordering heeft willen instellen tegen B&S Transport. Dit had echter bij exploot van dagvaarding moeten gebeuren. De kantonrechter beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt, zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.