Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/IBM Nederland B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 30 juni 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:1832
Vaststellingsovereenkomst aangegaan met werknemer van wie achteraf bleek dat hij aan de ziekte van Parkinson leed, is vernietigd wegens wederzijdse dwaling.

Feiten

Werknemer is op 1 december 1989 bij IBM Nederland B.V. (hierna: IBM) in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van Client Executive. Werknemer heeft zich in augustus 2012 ziekgemeld, volgens werknemer vanwege een burn-out. Rond februari 2013 is werknemer volledig hersteld gemeld. Eind 2012 is de functie van werknemer komen te vervallen. In januari 2013 is werknemer gestart in een nieuwe functie bij IBM Global Financing. Op 18 juni 2015 heeft op initiatief van IBM een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over een mogelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Aan werknemer is toen een concept voor een vaststellingsovereenkomst overhandigd. Werknemer heeft de vaststellingsovereenkomst op 24 juni 2015 ondertekend. Op 22 augustus 2016 is vastgesteld dat werknemer de ziekte van Parkinson heeft. Vastgesteld is dat werknemer ten tijde van het tekenen van de overeenkomst al aan Parkinson leed. Bij brief van 16 juni 2017 heeft werknemer de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen op grond van ontbreken van de wil van werknemer alsook een beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan. Verder is IBM verzocht het loon vanaf 1 juli 2017 door te betalen en de re-integratie voort te zetten. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer, een verklaring voor recht dat de overeenkomst is vernietigd door het ontbreken van wil of op grond van wederzijdse dwaling, afgewezen. Werknemer is hiervan is hoger beroep gekomen.

Oordeel

Stoornis van geestvermogens

Het hof is van oordeel dat uit de door werknemer overgelegde medische verklaringen niet de conclusie kan worden getrokken dat werknemer ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst leed aan een stoornis van zijn geestvermogens als bedoeld in artikel 3:34 BW. Tussen de ontvangst door werknemer van de overeenkomst en de ondertekening daarvan liggen vijf dagen, om welke reden werknemer niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat hij de overeenkomst (vrijwel) direct heeft getekend. De omstandigheid dat werknemer geen rechtsbijstand heeft ingeschakeld, is niet van doorslaggevende betekenis. Wel is van belang dat werknemer daadwerkelijk stappen heeft gezet om een andere baan te vinden waaruit mag worden afgeleid dat hij zich ervan bewust was dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot een einde zou komen. Bovendien is niet gebleken dat het voor IBM kenbaar is geweest dan wel had moeten zijn dat bij werknemer ten tijde van het tekenen van de overeenkomst de wil ontbrak tot ondertekening over te gaan. IBM heeft er dus gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat werknemer de overeenkomst wenste aan te gaan.

Wederzijdse dwaling

Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst zijn partijen ervan uitgegaan dat werknemer gezond was. Voldoende aannemelijk is geworden dat werknemer op dat moment reeds leed aan de ziekte van Parkinson. Voorts is voor het hof mede redengevend dat werknemer tijdens zijn bijna zesentwintigjarig dienstverband bij IBM altijd (zeer) goed heeft gefunctioneerd, terwijl hem voor het tekenen van de overeenkomst reeds in het vooruitzicht was gesteld dat hij over 2015 minder goed zou worden beoordeeld. Evident is voorts dat werknemer bij een juiste voorstelling van zaken (indien hij had geweten dat hij aan de ziekte van Parkinson leed) de overeenkomst niet zou hebben gesloten. Verder staat vast dat IBM van dezelfde onjuiste veronderstelling als werknemer is uitgegaan – te weten diens goede gezondheid en arbeidsgeschiktheid – terwijl IBM bij een juiste voorstelling van zaken ervan zou hebben afgezien werknemer deze overeenkomst ter tekening voor te leggen. Het hof is daarom van oordeel dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst wederzijds hebben gedwaald. De omstandigheden van het geval (waaronder de wederzijds niet kenbare ernstige ziekte waaraan werknemer achteraf bleek te lijden) maken dat de dwaling niet voor rekening van de dwalende behoort te blijven, om welke reden het tweede lid van artikel 6:228 BW toepassing mist. Het feit dat partijen in de overeenkomst uitdrukkelijk afstand hebben gedaan van hun bevoegdheid in of buiten rechte, gehele of gedeeltelijke ontbinding en/of vernietiging van de vaststellingsovereenkomst te vorderen, doet aan het voorgaande niet af. Ook dat beding is immers onder invloed van diezelfde dwaling aanvaard. Dat betekent dat grief II doel treft. Bij brief van 16 juni 2017 aan IBM heeft werknemer een beroep gedaan op vernietigbaarheid van de overeenkomst. De subsidiaire vordering van werknemer, inhoudende te verklaren voor recht dat de overeenkomst is vernietigd op grond van wederzijdse dwaling, zal worden toegewezen. Het gevolg van de vernietiging van de overeenkomst is in ieder geval dat werknemer recht heeft op loon vanaf 1 juli 2017 tot 16 juli 2018, de datum waarop het tweede ziektejaar van werknemer en de loondoorbetalingsverplichting van IBM zijn geëindigd, zoals door hem is gevorderd.