Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 22 juni 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:5629
Feiten
Werknemer is op 3 januari 2005 in dienst getreden bij Euro Start Uitzendbureau (hierna: Eurostart) in de functie van directeur. Bij e-mail van 25 december 2018 is werknemer op staande voet ontslagen door Eurostart. Voor de ontslagredenen is in die e-mail verwezen naar een brief van 20 december 2018. Voor wat betreft de ontslagdatum vermeldt de e-mail van 25 december 2018 verschillende (subsidiaire) data en als reden opgegeven dat werknemer zijn lening niet terugbetaalde en dat hij in strijd met het non-concurrentiebeding een bv heeft opgericht, waarbij diverse opdrachtgevers van Eurostart zijn benaderd, middelen van Eurostart zijn gebruikt en werknemer zich negatief heeft uitgelaten over Eurostart. Eurostart stelt zich op het standpunt dat werknemer hiermee verwijtbaar heeft gehandeld. In deze procedure verzoekt werknemer een verklaring voor recht dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan een dringende reden voor ontslag op staande voet, dan wel een andere ontslaggrond en Eurostart te veroordelen tot betaling van een transitie- en schadevergoeding en een billijke vergoeding.
Oordeel
Centraal in deze zaak staat de vraag of tussen partijen een non-concurrentiebeding is overeengekomen. Beide partijen hebben een (kopie van) een getekende arbeidsovereenkomst van 3 januari 2005 overgelegd en enkel het door Eurostart overlegde exemplaar bevat een non-concurrentiebeding. Werknemer staat onderaan beide exemplaren als vertegenwoordiger van Eurostart en als werknemer vermeld en heeft dus één van beide arbeidsovereenkomsten zowel voor zichzelf als voor Eurostart ondertekend. Daarbij geldt dat de handtekeningen onder de verschillende arbeidsovereenkomsten uiterlijk verschillen. Aangezien Eurostart zich beroept op een tussen partijen geldend non-concurrentiebeding is aan haar het bewijs opgedragen van de echtheid van de twee handtekeningen. Aan een deskundige werd de vraag gesteld of de twee handtekeningen beide afkomstig zijn van werknemer. Ter zitting zijn door werknemer ten bate van het onderzoek door een te benoemen deskundige tien handtekeningen geplaatst. The Maastricht Forensic Institute (TMFI) is bereid gevonden om in deze zaak een deskundigenonderzoek te verrichten, door de bij/voor haar werkzame handschriftdeskundige. TMFI en genoemde handschriftdeskundige zullen hiertoe op na te melden wijze worden benoemd. Eurostart zal, teneinde de deskundige in de gelegenheid te stellen het onderzoek te verrichten, in de gelegenheid worden gesteld om bij akte het origineel van de arbeidsovereenkomst waarop zij zich beroept, over te leggen. Daarnaast is door TMFI aan de kantonrechter te kennen gegeven dat voor de beantwoording van de onderzoeksvraag nog circa vijftien buiten de context van deze zaak door werknemer vervaardigde handtekeningen nodig zijn, overwegend in origineel en ten minste enkele daarvan uit de tijd kort voor en na 3 januari 2005. Daarbij moet worden gedacht aan huurovereenkomsten, bankbescheiden, rekeningen, diploma’s, schoolrapporten van kinderen, brieven, enzovoort. Bovendien moeten vergrote kopieën van handtekeningen op rijbewijs, paspoort of andere identiteitsbewijzen en bankpasjes worden verstrekt. Werknemer zal worden opgedragen voormelde stukken/handtekeningen aan te leveren, nadat het voorschot door Eurostart is voldaan. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.