Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 1 november 2010 in dienst bij Dnata B.V. De functie die werknemer laatstelijk heeft uitgeoefend is die van senior medewerker Ramp Handling. Die functie omvat onder meer het laden en lossen van vracht, het transporteren van vracht naar de vliegtuigen en het slepen/pushbacken van vliegtuigen. Het is een functie die fysiek zwaar is. Op 20 augustus 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens ernstige rugklachten. Werknemer werd door de bedrijfsarts volledig arbeidsongeschikt geacht. Op enig moment is werknemer gaan re-integreren. In oktober 2018 is een tweedespoortraject opgestart. Bij beslissing van 13 augustus 2019 heeft het UWV met ingang van 18 augustus 2019 aan werknemer een WGA-uitkering toegekend naar mate van een arbeidsongeschiktheid van 100%. Op het verzoek van Dnata om een ontslagvergunning wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van werknemer, heeft het UWV op 7 oktober 2019 positief beslist, waarna Dnata bij brief van 8 oktober 2019 de arbeidsovereenkomst met werknemer heeft opgezegd tegen 4 december 2019. Werknemer verzoekt de kantonrechter Dnata te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen. Volgens werknemer heeft Dnata haar re-integratieverplichtingen geschonden, nu er werk was voor werknemer binnen Dnata, en dat werk is er nog steeds, aldus werknemer. Subsidiair verzoekt werknemer toekenning van een billijke vergoeding.
Oordeel
Herstel arbeidsovereenkomst
Ter zitting hebben beide partijen desgevraagd met zoveel woorden verklaard dat zij geen of maar zeer beperkt vertrouwen hebben in hetgeen verwacht kan worden van hun samenwerking wanneer de arbeidsverhouding tussen hen zou worden hersteld, zoals door werknemer primair verzocht. Gelet op het verloop van het re-integratietraject sedert augustus 2017 en hetgeen partijen in dit geding over en weer over elkaar hebben opgemerkt, bestaat thans niet voldoende basis om van Dnata te verlangen het dienstverband met werknemer te herstellen, te minder waar onduidelijk is op welke volwaardige plaats binnen de onderneming werknemer op korte termijn weer duurzaam zou kunnen gaan functioneren. Dnata heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die ruimte voor werknemer niet (voor langere tijd) beschikbaar is. Dnata heeft dan ook genoegzaam aangetoond dat herplaatsing van werknemer – gezien zijn beperkingen die zijn blijven bestaan – niet meer mogelijk is.
Billijke vergoeding
Werknemer grondt zijn subsidiaire verzoek samengevat op de arbeidsomstandigheden bij Dnata en de opstelling van Dnata gedurende zijn re-integratietraject. Werknemer stelt dat zijn werkomgeving bij Dnata onveilig was en dat hij als gevolg daarvan rugletsel heeft opgelopen waardoor hij ongeschikt is geworden voor zijn functie. Dnata betwist zowel het één (de onveiligheid) als het ander (de causaliteit). Met betrekking tot de rugklachten ontbreekt momenteel een toereikende medische rapportage. Bij deze stand van zaken is het voor de kantonrechter niet mogelijk binnen het kader van een procedure als de onderhavige tot een behoorlijke beoordeling te komen van de feitelijke gang van zaken (de arbeidsomstandigheden) en de eventuele fysieke gevolgen daarvan voor werknemer. De kantonrechter concludeert dat de onderhavige procedure zich niet leent voor de beantwoording van dit vraagstuk. Ten aanzien van het re-integratietraject kan volgens de kantonrechter hooguit worden geoordeeld dat Dnata hier en daar steken heeft laten vallen, maar niet dat zij in dat traject ernstig verwijtbaar jegens werknemer heeft gehandeld. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat Dnata het nodige aan inspanningen heeft verricht. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is dus niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Dnata. Het verzoek om toekenning van de billijke vergoeding wordt afgewezen.