Naar boven ↑

Rechtspraak

InAxtion Uitzendgroep B.V./werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 8 juni 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:1226
Geheimhoudingsbeding, relatiebeding en boetebeding opgenomen in afzonderlijk document zijn niet rechtsgeldig overeengekomen. Document is niet aan werknemer toegezonden en werknemer heeft niet uitdrukkelijk verklaard dat hij met de bedingen instemt.

Feiten

Werknemer is op 7 november 2007 bij InAxtion Uitzendgroep B.V. (hierna: InAxtion) in dienst getreden. In de door partijen opgestelde arbeidsovereenkomst gaat werknemer akkoord met de ontvangst en inhoud van het document 'werken voor Inaxtion 2007'. In het document 2007 is onder meer een geheimhoudingsbeding en een concurrentiebeding opgenomen. Op 31 juli 2012 heeft X namens Inaxtion het volgende geschreven aan werknemer: 'Bij controle van je personeelsdossier zag ik dat het arbeidsreglement niet getekend aanwezig is. Deze heb ik bijgevoegd. Wil je het arbeidsreglement op elk pagina paraferen en op de laatste pagina je naam, de datum en handtekening zetten en naar me terugsturen?'. In het bijgevoegde document, getiteld 'Werken voor InAxtion Uitzendgroep B.V.' (hierna: document 2012) is geen geheimhoudings-, relatie- of non-concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft het dienstverband opgezegd met ingang van 1 oktober 2018. De kantonrechter heeft in eerste aanleg voor recht verklaard dat tussen werknemer en Inaxtion geen relatiebeding, geheimhoudingsbeding en concurrentiebeding van kracht is. Tegen deze beslissing komt InAxtion met haar grieven op. Met een van de grieven betoogt InAxtion dat de schriftelijkheidseis niet geldt voor het geheimhoudingsbeding. De andere grieven houden in dat InAxtion met de door werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst dwingend bewijs heeft geleverd van haar stelling dat het relatie- en geheimhoudingsbeding zoals benoemd in document 2007 geldig zijn overeengekomen, terwijl werknemer daarvan geen tegenbewijs heeft geleverd.

Oordeel

Vaststaat dat de bedingen niet in de schriftelijke, door werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst waren opgenomen. Eveneens staat vast dat werknemer niet een ander geschrift met de bedingen als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden heeft ondertekend. Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep niet kan worden vastgesteld dat document 2007 destijds door InAxtion als bijlage bij de schriftelijke arbeidsovereenkomst was gevoegd en aan werknemer is toegezonden. De bewijslast daarvan rust op InAxtion. Anders dan InAxtion betoogt, is dat bewijs met de door werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst, waarin ook niet vermeld is dat het document als bijlage was bijgevoegd, niet geleverd. Weliswaar heeft InAxtion hiervan aanvullend bewijs aangeboden maar daaraan gaat het hof voorbij omdat InAxtion weinig of niets heeft gesteld over de manier waarop – en door wie – verzending van het document als bijlage bij de door werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst zou hebben plaatsgevonden. De vraag of werknemer desalniettemin aan de inhoud van de bedingen is gebonden doordat hij in de door hem ondertekende arbeidsovereenkomst heeft verklaard dat hij instemt met de bedingen wordt ontkennend beantwoord. Uit deze zin valt immers niet af te leiden dat werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst kennis heeft genomen van de bedingen. Daarbij komt dat voor het aan het geheimhoudingsbeding gekoppelde boetebeding het vereiste geldt dat het schriftelijk wordt aangegaan. Gelet op de ratio van het schriftelijkheidsvereiste dient, als het beding in een bijlage staat, deze bijlage bij de arbeidsovereenkomst te zijn gevoegd dan wel dient de werknemer in de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk te hebben verklaard dat hij instemt met het boetebeding. Het Philips/Oostendorp-vereiste is dus in zoverre ook van toepassing op het boetebeding, en daarin is in deze zaak niet voldaan. De slotsom is dat het hoger beroep tevergeefs is ingesteld en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.