Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek/gedaagden
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 20 juli 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:2298
Werkingssfeer van de cao Metaal en Techniek. Gevolgen daarvan voor hybride ondernemingen, wier personeel in gelijke mate zowel betrokken is bij bedrijfstakgerelateerde werkzaamheden als bij niet-bedrijfstakgerelateerde werkzaamheden.

Feiten

Tussen de Fondsen Metaal en Techniek en gedaagden is een verschil van mening ontstaan over de vraag of gedaagden premies dienen af te dragen aan de Fondsen. In het in hoger beroep bestreden vonnis van 23 juli 2014 heeft de kantonrechter onder meer voor recht verklaard dat gedaagden 1 en 2 als werkgever onder de werkingssfeer vallen van Metaal en Techniek. De Fondsen zijn in principaal hoger beroep gekomen van dit vonnis. In het tussenarrest van 26 september 2017 heeft het hof geoordeeld dat het geschil valt te herleiden tot een discussie over de vraag of in onroerend goed en/of rioolservice uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden worden verricht die vallen binnen de omschrijving van de bedrijfstak “Technisch Installatiebedrijf”. Vervolgens heeft het hof verwezen naar het criterium dat de verschillende regelingen hanteren om te toetsen of dat het geval is en heeft het hof de werkingssfeerbepalingen uitgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een onderzoeksvraag geformuleerd en partijen toegestaan om zich onder meer over die onderzoeksvraag nader uit te laten. Ter beoordeling staat nu enkel nog de vraag of de Fondsen (door middel van het deskundigenbericht) hebben kunnen aantonen dat gedaagden vallen onder de werkingssfeer van de cao’s en de verplichtstellingsbesluiten van de bedrijfstak metaal en techniek.

Oordeel

Bepalend voor de vraag of gedaagden onder de werkingssfeer van de MT-regelingen valt is niet de vraag waaraan het aantal overeengekomen arbeidsuren door gedaagden wordt besteed, maar hetgeen met de werknemers van gedaagden is overeengekomen ten aanzien van hun betrokkenheid bij de verschillende soorten werkzaamheden: het aantal werknemers dat en, later, het aantal met hen overeengekomen arbeidsuren gedurende welke betrokkenheid bij bedrijfstak gerelateerde werkzaamheden is overeengekomen, afgezet tegen het aantal werknemers dat c.q. overeengekomen arbeidsuren waarin zij betrokken zijn bij werkzaamheden uit enige andere tak van bedrijf. Wanneer de Fondsen niet kunnen aantonen dat het aantal werknemers (aanvankelijk in absolute zin, later in aantallen overeengekomen arbeidsuren) dat betrokken is bij bedrijfstakgerelateerde werkzaamheden groter is dan het aantal werknemers dat bij andere werkzaamheden is betrokken, omdat het onderscheid door gedaagden niet wordt gemaakt en zij hun personeel voor alle voorkomende werkzaamheden inzetten, kan niet worden geoordeeld dat gedaagden onder de werkingssfeer van de MT-regelingen vallen. De Fondsen hebben de gelegenheid gehad om dat aan te tonen door middel van een deskundigenbericht. Naast het feit dat het hof de bewijsaanbiedingen niet dienend acht, zou nadere bewijslevering naar het oordeel van het hof thans in strijd komen met artikel 20 Rv. In dit geval hebben de Fondsen niet aangetoond dat aan de werkingssfeerbepalingen in de MT-regelingen is voldaan. De omstandigheid dat de Fondsen dat wellicht ook moeilijk kunnen bij een onderneming als de onderhavige geeft op zich geen aanleiding om anders te oordelen dan in dit en de vorige arresten is gedaan. Daarmee ontvalt de grond aan het door de Fondsen in conventie gevorderde, evenals de in hoger beroep gewijzigde vorderingen, en die vorderingen komen dus niet voor toewijzing in aanmerking.