Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 18 augustus 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:4664
Concurrentiebeding tennisleraar in kort geding geschorst. Concurrentiebeding niet bedoeld om werknemers aan zich te binden en weg te houden van een concurrerende onderneming, maar om bedrijfsdebiet, vergaarde kennis en opgebouwde goodwill te beschermen.

Feiten

Werknemer is op 7 januari 2019 als tennisleraar bij werkgeefster in dienst getreden. De omvang van het dienstverband was bepaald op 25 uur per week tegen een brutoloon van € 21 per lesuur inclusief opbouw voor vakantiedagen. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Werknemer heeft op 10 februari 2021 de arbeidsovereenkomst met werkgeefster opgezegd tegen 1 april 2021. Per die datum is hij in dienst getreden bij Totaal in Tennis B.V. De nieuwe werkgever van werknemer laat hem sindsdien tennislessen verzorgen bij een reeds lang bestaande relatie van Totaal in Tennis, op een afstand van 23 km tot Zutphen (met andere woorden: binnen het geografisch bereik van het concurrentiebeding). Werknemer vordert in kort geding (gedeeltelijke) schorsing van het concurrentiebeding met dien verstande dat het werknemer wordt toegestaan per 1 april 2021 in dienst te treden bij Totaal in Tennis in de functie van tennisleraar en les te geven aan de leden van genoemde relatie van Totaal in Tennis.

Oordeel

De kantonrechter stelt allereerst vast dat de geldigheid van het concurrentiebeding voorshands vast is komen te staan. Vervolgens dient beoordeeld te worden of het voorlopig voldoende aannemelijk is dat een benadeling van werknemer aan de orde is (afgezet tegen het belang van werkgeefster bij handhaving van het beding) en dat dit in een bodemprocedure zal leiden tot vernietiging van het concurrentiebeding. Dat werknemer in dienst is getreden van een concurrent en daarmee kennis en ervaring meeneemt, is geen belang dat meeweegt in de belangenafweging van artikel 7:653 lid 3 aanhef en onder b BW. Ook het feit dat de arbeidsmarkt voor tennisleraren krap is, doet niet ter zake. Een concurrentiebeding is voor de werkgever immers niet bedoeld om werknemers aan zich te binden en weg te houden van een concurrerende onderneming. Daarvoor staan werkgevers andere middelen ter beschikking. Bij de belangenafweging gaat het om het bedrijfsdebiet van de werkgever, de vergaarde kennis en opgebouwde goodwill. Gesteld noch gebleken is dat werknemer over essentiële informatie beschikt die de (onderhandelings)positie van Totaal in Tennis heeft versterkt of zal versterken door het in dienst nemen van werknemer. Evenmin is gebleken dat hij over specifieke kennis met betrekking tot unieke werkprocessen beschikt. De kantonrechter kan zich daar ook niets bij voorstellen als het gaat om een tennisleraar die enkel op de tennisbaan staat om daar algemeen gangbare lesstof te beoefenen en niet is betrokken bij de bedrijfsvoering. De kennis die werknemer bezit over de prijzen die werkgeefster hanteert, betreft louter algemeen toegankelijke kennis die geïnteresseerden ook kunnen aantreffen bij de tennisclub. Werkgeefster heeft verder onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij te vrezen heeft voor de omstandigheid dat werknemer een zodanige klantenbinding heeft dat klanten van werkgeefster over zullen stappen naar Totaal in Tennis. Werkgeefster heeft onvoldoende aangevoerd om hiermee rekening te kunnen houden in het kader van de belangenafweging. Aan de kant van werknemer is er in de eerste plaats het belang, zeker voor een jeugdig persoon in het begin van zijn carrière, vrij te kunnen zijn in de keuze van een nieuwe werkkring. Hij kan zich bij Totaal in Tennis ook financieel verbeteren. Al met al komt de kantonrechter tot het oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van werknemer uitvalt. Het concurrentiebeding wordt conform de vordering van werknemer geschorst.