Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Peter Appel Transport B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 1 juli 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:11825
Werknemer heeft recht op nabetaling (onregelmatigheids)toeslagen over de genoten vakantiedagen. Destijds geldende cao-bepaling was in strijd met de wet. Dat werknemer, ondanks ontbreken toeslagen, wel vakantie heeft opgenomen, doet hier niet aan af.

Feiten

Werknemer is 22 mei 2006 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Peter Appel Transport B.V. (hierna: Appel) in de functie van vrachtwagenchauffeur. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg (en de verhuur van mobiele kranen) (hierna: de cao) van toepassing verklaard. De arbeidsovereenkomst is op 30 april 2018 geëindigd door middel van een beëindigingsovereenkomst. De cao is met ingang van 1 januari 2019 tussentijds gewijzigd, onder andere wat betreft de berekening van de waarde van een vakantiedag per 1 januari 2019. In de cao is verder opgenomen dat werkgevers aan werknemers die aan bepaalde voorwaarden voldoen een schikkingsvoorstel zullen doen voor de periode vóór 1 januari 2019. Bij besluit van 11 februari 2019 is het cao-akkoord algemeen verbindend verklaard. Werknemer heeft niet ingestemd met het voorstel om in ruil voor een vergoeding van € 750 bruto afstand te doen van het recht aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen over de genoten vakantiedagen in de jaren 2014-2018. Bij brieven van 1 en 26 juni 2019 heeft hij Appel al verzocht om betaling van de toeslagen. Werknemer vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat hij aanspraak maakt op (onregelmatigheids)toeslagen over de genoten vakantiedagen over de periode van periode 6 van 2014 tot en met 30 april 2018 en Appel veroordeelt tot betaling aan hem van het netto-equivalent van € 3.842,31 bruto. Hij legt aan de vordering ten grondslag dat hij in die periode structurele toeslagen heeft ontvangen, maar dat Appel gedurende de opgenomen vakantiedagen ten onrechte uitsluitend het basissalaris heeft doorbetaald. Hij stelt dat Appel hiermee het loonbegrip als bedoeld in artikel 7:639 BW onjuist heeft geïnterpreteerd. Appel voert aan dat uit de destijds van toepassing zijnde cao volgde dat de werknemer tijdens vakantie het recht hield op het salaris, exclusief onder meer vergoeding voor onregelmatige diensten. Voor zover Appel gehouden is een aanvullende vergoeding te betalen, maakt zij bezwaar tegen de hoogte van de vordering.

Oordeel

Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat werknemer in ieder geval recht heeft op een nabetaling van € 750 bruto. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of werknemer, naast € 750, recht heeft op een verdergaande nabetaling van (onregelmatigheids)toeslagen. De kantonrechter is van oordeel dat de door Appel aangevoerde omstandigheden er niet toe leiden dat het toewijzen van de vordering strijdig is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. De stelling van Appel dat er in de destijds geldende cao een leemte zat, volgt de kantonrechter niet. Op grond van de Richtlijn 2003/88/EG en jurisprudentie van het HvJ EU was het vakantieloon zoals in de destijds geldende cao was bepaald, te weten exclusief een vergoeding voor onregelmatige diensten, in strijd met de wet. Dit maakt dat er, anders dan Appel stelt, geen ruimte is voor de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. Dat achteraf bezien sprake is geweest van een cao-bepaling in strijd met de wet, is een risico dat in de relatie tussen werkgever en werknemer voor de werkgever behoort te komen. De kantonrechter verwerpt eveneens het verweer van Appel dat de jurisprudentie van het HvJ EU niet zonder meer toepasbaar is op de situatie van werknemer omdat hij steeds voldoende vakantie heeft opgenomen en dus niet heeft afgezien van het opnemen van vakantiedagen vanwege lagere loonbetaling gedurende deze dagen. Het uitgangspunt van het HvJ EU is immers dat de werknemer tijdens zijn jaarlijkse vakantie in een situatie moet worden gebracht die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte periodes. Dat een werknemer, hoewel hij daarvan financieel nadeel heeft ondervonden, toch vakantiedagen heeft opgenomen, kan er niet toe leiden dat hij dan ook geen aanspraak meer zou kunnen maken op betaling van achterstallig loon over deze vakantiedagen. Appel heeft tot slot gewezen op het uitstralingseffect van een toewijzing en aangevoerd dat de continuïteit van de onderneming en daarmee de werkgelegenheid in gevaar komt, indien zij (al) haar werknemers met terugwerkende kracht een aanvullende vergoeding voor reeds genoten vakantiedagen zou moeten betalen. Ook dit kan naar het oordeel van de kantonrechter er niet toe leiden dat toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter overweegt dat het aan een werkgever is om ontwikkelingen op arbeidsrechtelijk gebied bij te houden. Geconcludeerd wordt tevens dat het aantal te werken uren per dag niet vaststond, dat werknemer geen invloed had op het aantal te werken uren per dag (het werk was pas af als de supermarkt bevoorraad was) en dat overwerk tot de normale werkzaamheden van werknemer behoorde. Hierbij wordt aangetekend dat de situatie op de weg ook nog van invloed is. Dat er sprake is van een structureel karakter blijkt naar het oordeel van de kantonrechter ook uit door de door werknemer overgelegde loonstroken. Hieruit volgt dat Appel iedere maand (onregelmatigheids)toeslagen heeft uitbetaald. Dit betekent dat werknemer recht heeft op een nabetaling en dat de door hem gevorderde verklaring voor recht, inhoudende dat hij aanspraak maakt op (onregelmatigheids)toeslagen over de genoten vakantiedagen over de periode van periode 6 van 2014 tot en met 30 april 2018, voor toewijzing in aanmerking komt. Zowel werknemer als Appel wordt door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld bij nader te nemen akte de berekeningswijze toe te lichten en hierop te reageren.