Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster c.s./werknemer c.s.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 15 februari 2022
ECLI:NL:GHSHE:2022:475
Geen onrechtmatige concurrentie jegens oud-werkgever door voormalig werknemer (accountant). Geen aanwijzingen dat werknemer ‘zijn’ klanten actief heeft benaderd en bewogen om over te stappen naar zijn eigen bv. Klanten van werkgever zijn werknemer uit eigen initiatief gevolgd.

Feiten

Werknemer was als accountant in dienst van werkgeefster 1. In de arbeidsovereenkomst is geen concurrentie- en/of relatiebeding opgenomen. Werknemer had als relatiemanager bij werkgeefster 1 ongeveer honderd klanten onder zijn beheer. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst op enig moment opgezegd tegen 1 januari 2017. Met ingang van die datum is hij vennoot geworden van X B.V. Werkgeefster 1 heeft rond die tijd haar onderneming verkocht en overgedragen aan een andere bv (hierna: werkgeefster 2). Meerdere klanten van werkgeefster 1 die werknemer als accountant had bijgestaan, zijn klant geworden van X B.V. (waarvan werknemer vennoot is). Werkgeefster 2 meent dat werknemer en X B.V. haar hierbij op onrechtmatige wijze hebben beconcurreerd en stelt daardoor schade te hebben geleden, die zij op werknemer en X B.V. wil verhalen. De rechtbank heeft de vorderingen van werkgeefster 1 en werkgeefster 2 afgewezen en de incidentele vorderingen van werknemer en X B.V. gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat werkgeefster 1 en 2 zijn veroordeeld om enkele gelegde beslagen op te heffen. De rechtbank heeft in het eindvonnis werknemer en X B.V. geboden om bepaalde bestanden en e-mails, behorende tot de door werknemer gemaakte back-up van zijn e-mailaccount bij werkgeefster 1, te verwijderen en verwijderd te houden. Werkgeefster 2 heeft hoger beroep ingesteld (werkgeefster 1 heeft zich teruggetrokken als procespartij).

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. Het uitgangspunt is dat werknemer vrij was om na afloop van de arbeidsovereenkomst in concurrentie te treden met werkgeefster 2. Werknemer werd daarin immers niet beperkt door een concurrentie- of relatiebeding. Die vrijheid is echter niet onbegrensd; ook zonder dat voornoemde bedingen zijn overeengekomen, kan sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. In dit hoger beroep staat met name het oordeel van de rechtbank over de stelselmatigheid en het substantiële karakter van het afbreken van het bedrijfsdebiet ter discussie. Werkgeefster 2 verwijt werknemer dat hij zich specifiek heeft gericht op het bedrijfsdebiet van werkgeefster 1 en op allerlei manieren heeft geprobeerd de klanten van werkgeefster 1 over te halen om over te stappen naar X B.V. Werkgeefster 2 voert voor dit verwijt meerdere concrete gedragingen van werknemer aan waaruit dit zou blijken. Het hof oordeelt dat het ten aanzien van werkgeefster 2 enkel gaat om het handelen van werknemer vanaf 13 januari 2017, de dag van de overgang van werkgeefster 1 naar werkgeefster 2. Het hof overweegt dat werknemer als professionele dienstverlener een persoonlijke relatie had met de klanten voor wie hij werkzaam was. Het ligt voor de hand dat klanten die een bestendige relatie met werknemer hadden opgebouwd en tevreden waren over diens dienstverlening, in overweging zouden nemen om hem te volgen in zijn overstap. Dit was vanzelfsprekend ook werknemer duidelijk en hij hoefde daarvoor volgens het hof zijn ogen niet te sluiten. Werknemer was niet gebonden aan een relatiebeding. Op basis van de relatie die hij met ‘zijn’ klanten had, kon hij inschatten wie hem mogelijk zouden volgen in zijn overstap, ook zonder de klanten te werven. Hij had verder een reëel belang om deze inschatting te maken. Enerzijds was er geen belemmering om – na de overstap – vanuit X B.V. de klanten diensten te gaan verlenen en anderzijds waren de te verwachten inkomsten van betekenis voor de bedrijfsvoering van X B.V. Het maken van deze inschatting en de daarop gebaseerde berekeningen duidt dus geenszins op een onrechtmatig handelen of een voornemen daartoe. Het zou volgens het hof van weinig ondernemerschap getuigen als werknemer en zijn toekomstige vennoten hadden nagelaten een mogelijke overstap van de klanten te betrekken in hun economische vooruitzichten. Een en ander kan dus niet worden uitgelegd als een plan waaraan de bedoeling ten grondslag ligt om zich specifiek te richten op de klanten van werkgeefster 1 om hen voor X B.V. te werven. Verder is niet gebleken dat werknemer zich specifiek wilde richten op de klanten van werkgeefster 1 en hen over wilde halen om over te stappen. Uit de stukken kan veeleer worden afgeleid dat hij ervan uitging dat het initiatief voor een overstap bij de klanten zou liggen. Er zijn geen berichten, brieven of andere documenten overgelegd waaruit blijkt dat werknemer zelf klanten heeft benaderd of aangespoord om met hem over te stappen naar X B.V. Het stond werknemer verder vrij een lager tarief aan te bieden dan de klanten tot dan toe in rekening was gebracht door hun vorige accountant. De conclusie is dat te weinig is gesteld voor het oordeel dat aan de overstap van de klanten een onrechtmatig handelen van werknemer jegens werkgeefster 2 ten grondslag ligt. Het hof bekrachtigt de bestreden vonnissen.