Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/vervreemder & verkrijger
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 29 december 2021
ECLI:NL:RBZWB:2021:6919
Voorlopige voorziening. Overgang van onderneming. Het is aannemelijk dat werknemer ondubbelzinnig heeft geweigerd mee over te gaan naar de verkrijger, waardoor er geen arbeidsovereenkomst is ontstaan met de verkrijger. Hierdoor is ook aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst met de vervreemder van rechtswege is geƫindigd. Afwijzing verzoek tot (door)betaling van loon en tewerkstelling.

Feiten

Werknemer is sinds 4 augustus 2003 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) vervreemder tegen een salaris van € 3.224,45 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, emolumenten, overwerkloon en een overwerktoeslag van gemiddeld € 1.321,85 over de afgelopen twaalf maanden. Vervreemder en verkrijger (hierna: verweersters) zijn sinds 21 juni 2016 zustervennootschappen. Binnen het concern is besloten om de productieafdeling van vervreemder per 1 januari 2022 over te verhuizen naar de in Duitsland gelegen locatie van verkrijger. Werknemers worden door vervreemder geïnformeerd over het feit dat er sprake is van overgang van onderneming. Tevens wordt aangegeven dat het hun vrij staat om tegen de overgang bezwaar te maken en daarover advies in te winnen, omdat het niet mee overgaan betekent dat de arbeidsovereenkomst eindigt op de dag van overgang. Werknemer weigert mee over te gaan vanwege (a) de woon-werkafstand van 480 kilometer enkele reis, (b) privéomstandigheden, (c) het feit dat alle arbeidsplaatsen al zijn ingevuld door werknemers en (d) het feit dat er sprake is van een aanmerkelijke wijziging in de arbeidsvoorwaarden. Werknemer verzoekt naast ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toekenning van de transitievergoeding en de billijke vergoeding een voorlopige voorziening ten aanzien van de loondoorbetaling en toelating tot zijn werkzaamheden, hetzij op de vestigingsplaats van vervreemder, hetzij vanuit huis. Verweersters stellen dat werknemer niet zal overgaan naar verkrijger vanwege zijn duidelijke en ondubbelzinnige weigering om mee over te gaan, waarvan in dit geval het door hem ingediende ontbindingsverzoek het sluitstuk vormt. Om die reden dient ook het verzoek tot voorlopige voorziening te worden afgewezen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat niet in geding is dat er op 1 januari 2022 sprake is van een overgang van onderneming. Vervolgens overweegt de kantonrechter dat een werknemer kan besluiten de arbeidsovereenkomst niet met de nieuwe werkgever voort te zetten. Hiervoor is nodig dat de verklaringen of gedragingen van de werknemer ondubbelzinnig blijk geven van zijn wil daartoe (HR 24 december 1993, NJ 1994, 419 en HR 26 mei 2000, NJ 2000, 566). Uit het laatstgenoemde arrest volgt dat dit vereiste van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring ook geldt in de verhouding tussen werknemer enerzijds en vervreemder als vervreemder die ten tijde van de verklaring nog zijn werkgeefster was of is anderzijds. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat daar in dit geval sprake van is. Werknemer heeft namelijk aan vervreemder laten weten dat de wijziging van de werklocatie naar Duitsland te veel nadelen voor hem meebrengt als gevolg waarvan het voor hem niet mogelijk is om mee over te gaan. Bovendien heeft hij vervolgens een ontbindingsverzoek ingediend, waarin hij zich beroept op artikel 7:665 BW met als grondslag dat sprake is van een aanmerkelijke wijziging vanwege de overgang van onderneming en de daarmee samenhangende verhuizing naar Duitsland en dat van hem daarom niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten bij verkrijger. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst met vervreemder eindigt op het tijdstip van de overgang, dus per 1 januari 2022. Aldus is het aannemelijk dat werknemer na 31 december 2021 noch jegens vervreemder noch jegens verkrijger aanspraak zal kunnen maken op (door)betaling van loon en tewerkstelling.