Rechtspraak
Feiten
Werknemer is in dienst geweest van werkgever, een vennootschap onder firma. Werknemer vordert achterstallig salaris en stelt daarbij dat hij niet pas op 1 februari 2012 maar al op 1 augustus 2011 in dienst is getreden bij werkgever. Werknemer is bij tussenarrest (niet gepubliceerd) toegelaten tot bewijs van deze stelling.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft geen uitvoering gegeven aan de bewijsopdracht, zodat het bewijs niet is geleverd. In het tussenarrest is al becijferd op welk bedrag werknemer recht heeft uitgaande van een arbeidsovereenkomst van 1 februari 2012 tot 1 februari 2013. Dit betekent dat werkgever aan werknemer € 43.743,59 bruto dient te betalen, verminderd met het al betaalde bedrag van € 25.858,56 netto. Het percentage van de wettelijke verhoging, waartegen niet is gegriefd, blijft 10% maar dan over het verschuldigde bedrag aan achterstallig loon. Ook de wettelijke rente, volgens het bestreden vonnis verschuldigd vanaf 16 december 2016, zal worden toegewezen over het in hoger beroep herziene bedrag.