Rechtspraak
Feiten
CB&I Oil & Gas Europe B.V., CB&I Nederland B.V. en Lutech Resources B.V. (hierna: McDermott) heeft in Nederland een gemeenschappelijke ondernemingsraad (de GOR) voor de ondernemingen die partij zijn bij deze procedure. Het Arbeidsreglement van McDermott bevat een regeling voor de vergoeding van reiskosten voor woon-werkverkeer. In verband met de coronapandemie heeft McDermott besloten om per 16 maart 2020 ‘Temporary Smart Working Guidelines’ te implementeren teneinde het aantal fysieke interacties tussen werknemers te minimaliseren. McDermott heeft ter zake van de ‘Temporary Smart Working Guidelines’ op 13 maart 2020 een ‘Request for Endorsement’ (RFE) aan de GOR voorgelegd. Op 6 mei 2020 heeft McDermott een ‘Request for Endorsement’ aan de GOR gezonden, waarin onder meer is opgenomen dat McDermott de betaling van de reiskostenvergoeding tijdelijk stop wil zetten als gevolg van het thuiswerken. Bij e-mail van 18 mei 2020 heeft de GOR laten weten niet in te stemmen met het voorgenomen besluit. Op 18 mei 2020 heeft McDermott aan de werknemers bekendgemaakt dat zij de reiskostenvergoeding vanaf mei 2020 tijdelijk zou stopzetten gedurende periode dat het ‘Remote Work Scheme’ van kracht is. Bij brief van 19 mei 2020 heeft de GOR toegelicht waarom zij niet heeft ingestemd met het voorgenomen besluit om de vergoeding voor woon-werkverkeer tijdelijk stop te zetten. In deze procedure heeft de GOR onder meer een verklaring voor recht verzocht dat het besluit om de reiskostenvergoeding stop te zetten instemmingsplichtig is en dat het besluit vanwege het ontbreken van instemming van de ondernemingsraad, nietig is.
Oordeel
Partijen zijn het erover eens dat – zoals de kantonrechter heeft geoordeeld – het besluit van McDermott om de reiskostenvergoeding tijdelijk stop te zetten geen besluit is in de zin van artikel 27 WOR. Er is dan ook geen sprake van een wettelijk instemmingsrecht van de GOR. Partijen zijn het er ook over eens dat wijzigingen van het Arbeidsreglement de instemming van de GOR behoeven. In het Arbeidsreglement is ter zake zonder voorbehoud en uitdrukkelijk een bovenwettelijk instemmingsrecht toegekend aan de GOR met een expliciete verwijzing naar artikel 27 WOR. Partijen twisten of de tijdelijke stopzetting van de reiskostenvergoeding neerkomt op een (tijdelijke) wijziging van het Arbeidsreglement. Het is juist dat de regeling voor de reiskostenvergoeding in het Arbeidsreglement geen voorziening biedt voor de situatie dat de werknemers van McDermott vanwege een pandemie gedurende een lange periode hun werk voornamelijk vanuit huis verrichten. Het hof is van oordeel dat zowel de brief van 13 maart 2020 als de brief van 6 mei 2020 zijn aan te merken als verzoeken aan de GOR met een instemming met een voorgenomen besluit. De bewoordingen van beide brieven – waaronder de aanhef: ‘Request for Endorsement’ – duiden hierop. Het gaat hier om een bovenwettelijk instemmingsrecht in de zin van artikel 32 WOR. Van McDermott kan worden verlangd dat zij haar verzoeken aan de GOR zorgvuldig formuleert. McDermott heeft aangevoerd dat sprake is van een vergissing en dat niet is beoogd een bovenwettelijk instemmingsrecht aan de GOR toe te kennen, maar het hof gaat aan dat verweer voorbij. Het stond McDermott in de gegeven omstandigheden niet langer vrij zich erop beroepen dat aan de GOR geen instemmingsrecht toekwam. Nu de GOR heeft geweigerd in te stemmen met het voorgenomen besluit om de reiskostenvergoeding tijdelijk stop te zetten, is het besluit van 18 mei 2020 nietig (art. 27 lid 5 WOR). Het feit dat het besluit wijziging van het arbeidsreglement behelst, is niet relevant. Bepalend is dat McDermott (niettemin) voor dit onderwerp instemming heeft gevraagd. Het hof zal de gevorderde verklaring voor recht dus toewijzen. Het hof zal de vorderingen die ertoe strekken dat McDermott wordt verplicht tot doorbetaling van de reiskostenvergoeding, afwijzen. Hoewel McDermott het voorgenomen besluit in beginsel niet had mogen uitvoeren zonder de instemming van de GOR, betekent het ontbreken van die instemming in dit geval nog niet dat de werknemers zonder meer aanspraak kunnen maken op doorbetaling van de reiskostenvergoeding. Daarbij acht het hof van belang dat het (voorgenomen) besluit past binnen de bestaande regeling voor de reiskostenvergoeding als voorzien in het Arbeidsreglement waarin is voorzien dat McDermott de reiskostenvergoeding kan stopzetten als er gedurende langere tijd geen sprake is van woon-werkverkeer. Wanneer de GOR niet instemt, kan McDermott alsnog vervangende instemming verzoeken. Wanneer McDermott uiteindelijk geen (vervangende) instemming krijgt voor het voorgenomen besluit de reiskostenvergoeding stop te zetten, zal zij deze vergoeding alsnog (met terugwerkende kracht) aan haar werknemers moeten betalen.