Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 9 augustus 2022
ECLI:NL:GHSHE:2022:2753
Feiten
Werknemer is op 24 november 2015 bij Mega Parket in dienst getreden. Per brief d.d. 30 mei 2018 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juli 2018. Per brief d.d. 5 juni 2018 heeft werknemer verzocht om betaling van het loon over de maand mei 2018. Betaling is uitgebleven. Op 24 september 2019 is Mega Parket in staat van faillissement verklaard. Bestuurder en enig aandeelhouder is Y. Bestuurder en enige aandeelhouder van Y is A. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat A dan wel Y onrechtmatig heeft gehandeld door namens Mega Parket een arbeidsovereenkomst aan te gaan en de daaruit voorvloeiende schulden onbetaald te laten en derhalve in privé jegens werknemer schadeplichtig te zijn. Werknemer vordert betaling van loon, niet genoten vakantiedagen en vakantiegeld. De kantonrechter heeft de vorderingen jegens onder meer A grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft in dat kader geoordeeld dat het Y en A valt te verwijten dat zij ervoor hebben gezorgd dat de loonbetaling aan werknemer niet volledig is geschied. A en Y komen tegen het oordeel in hoger beroep. In hoger beroep staat slechts nog de vraag centraal of A als indirect bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het feit dat betreffende aanspraken van werknemer nooit zijn uitbetaald door Mega Parket.
Oordeel
Advocaat-generaal Z geeft in zijn conclusie van 2 december 2016, ECLI:NL:PHR:2016:1237 (Hanzevast) het kader aan waarbinnen de beoordeling dient plaats te vinden van de aansprakelijkheid van een vennootschap die haar verplichtingen niet nakomt en geen verhaal (meer) biedt, en vervolgens de beoordeling van de aansprakelijkheid van haar bestuurders in dat soort gevallen. De kantonrechter is in zijn beslissing van dit beoordelingskader uitgegaan en ook het hof zal dit kader hanteren. Naar het oordeel van het hof kan in de door A gestelde feiten een rechtvaardiging worden gevonden voor het niet uitbetalen van de aanspraken aan werknemer. A stelt onweersproken dat de door Mega Parket door het gedrag van werknemer geleden schade ‘vele tienduizenden euro’s’ bedraagt, derhalve rekenkundig ruim meer dan de totaalsom van de in eerste aanleg aan werknemer toegewezen aanspraken. A heeft ook betoogd dat deze schade opzettelijk door werknemer is veroorzaakt, in welk geval op grond van artikel 7:661 lid 1 BW sprake is van aansprakelijkheid van werknemer en de verplichting die schade te vergoeden. Verrekening van schade als bedoeld in artikel 7:661 BW kan zowel lopende, maar zeker na het einde van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (Mega Parket) worden ingeroepen. In een dergelijke situatie, waarbij de (gestelde) schade hoger is dan het nog verschuldigde loon, is het niet uitbetalen van loon door Mega Parket gerechtvaardigd en is alsdan geen sprake van onrechtmatig handelen door A als bestuurder van Mega Parket in de zin van ‘betalingsonwil’ of anderszins.