Naar boven ↑

Rechtspraak

Vervolg op AR 2021-1496. Bewijsopdracht werknemer voor ongeval op scheepswerf. Werknemer heeft wel bewezen dat hij door takel is geraakt, maar niet dat hij daarna is gevallen en letsel heeft opgelopen.

Feiten 

Bij tussenvonnis (AR 2021-1496) is overwogen dat vaststaat dat een werknemer van Ship Motion Design B.V. (hierna: SMD) op een jacht op een scheepswerf werkzaamheden heeft verricht en dat op 8 februari 2018 in de machinekamer een kettingtakel van de rail is geschoten, nadat er een lijmklem als eindstop was geplaatst in plaats van een bout. Waar partijen het echter niet over eens zijn, is hoe zwaar de takel was, of de takel werknemer geraakt heeft toen deze takel viel en, zo ja, hoe werknemer dan gevallen is. Ook verschillen partijen van mening over de vraag wanneer werknemer SMD op de hoogte heeft gesteld van het ongeval. Werknemer is in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat het op 8 februari 2018 door hem gestelde ongeval heeft plaatsgevonden, alsmede wanneer en op welke wijze hij dat ongeval aan SMD heeft gemeld. 

Oordeel 

Zowel werknemer als SMD heeft getuigen laten horen. Werknemer heeft zichzelf laten horen en heeft verklaard dat de takel tegen zijn hoofd en rechterschouder is gekomen, dat hij een meter omlaag viel en dat hij met zijn been en schouder tegen een schot viel en met zijn andere been vast zat tussen de trust bearing en het schot. Die verklaring kan echter geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling op onvolledig bewijs. Werknemer heeft zijn echtgenote gehoord en zij heeft verklaard dat zij van werknemer heeft gehoord dat hij de takel op zijn hoofd had gekregen en dat hij in het ruim was gevallen. Gegeven dat zij met werknemer getrouwd is, is de kantonrechter van oordeel dat deze verklaring niet voldoende is om de verklaring van werknemer te ondersteunen. Een andere getuige (hierna: getuige drie) heeft een geluid gehoord van metaal op metaal en zag werknemer in de omgeving van de trust baring zitten. De kantonrechter is van oordeel dat de verklaring van getuige drie, in samenhang bezien met de brief van mr. Van de Mortel van 15 maart 2018 waarin die schrijft dat er twee arbeidsincidenten zijn geweest waarbij werknemer eenmaal is geraakt, voldoende de verklaring van werknemer ondersteunt dat hij op 8 februari 2018 door de takel is geraakt. Uit de verklaring van getuige drie blijkt echter onvoldoende dat en hoe werknemer is gevallen nadat hij door de takel is geraakt en dat werknemer letsel heeft opgelopen. Getuige drie heeft wel verklaard dat hij werknemer zag zitten in de omgeving van de trust bearing en dat hij er stil bij zat, maar deze verklaring is naar het oordeel van de kantonrechter te summier om de verklaring van werknemer te ondersteunen dat hij is gevallen en letsel heeft opgelopen. Getuige drie heeft namelijk niet verklaard dat werknemer is gevallen en volgens getuige drie heeft hij geen letsel gezien en is er geen ambulance geweest. Ook in de brief van mr. Van de Mortel, die iets meer dan een maand na het gestelde ongeval is geschreven, staat niets over het vallen van werknemer en het oplopen van letsel. De verklaringen van werknemers echtgenote en getuige drie en de brief van mr. Van de Mortel zijn derhalve onvoldoende om samen met de verklaring van werknemer tot het bewijs van het ongeval te komen. Daarbij weegt ook mee dat werknemer zich niet op of kort na 8 februari 2018 heeft ziekgemeld, maar pas op 18 september 2018. Werknemer is tevens in de gelegenheid gesteld om zijn stelling te onderbouwen wanneer en op welke wijze hij het ongeval bij SMD heeft gemeld, omdat het tijdig melden van het ongeval zijn stelling kan onderbouwen dat het ongeval heeft plaatsgevonden. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer er niet in is geslaagd om te bewijzen dat hij SMD al op (of kort na) 8 februari 2018 van het ongeval op de hoogte heeft gesteld.